Van Oorschot App voor Android

Na het succes van de Van Oorschot App voor iPhone en iPad hebben we nu de App ook beschikbaar voor telefoons die op het android besturingssysteem draaien. (zoals bijvoorbeeld de htc-telefoon hiernaast doet).

Deze android app, die in functies niet afwijkt van de eerdere apps (literair nieuws, gedicht per dag, omslagen, Tirade Blog,  boekhandel in de buurt met gps zoeken)  kunt u hier downloaden in de winkel die heel frivool Google Play heet, maar waar u dus ook gewoon apps met informatie over goede en mooi gemaakte, echte papieren boeken kunt vinden.

Wat evemmin afwijkt is de voortdurende mogelijkheid een boek naar opgegeven keuze te winnen voor elke 50-ste gebruiker van de app. Zo gaat er vandaag nog een bundel gedichten van Adriaan Morriën naar M. de Klerk uit Bodegraven.

Ook een boek winnen? Download de passende app door middel van de links hierboven.

[zonder titel]

Kent iemand dat gevoel: ’t is geen verdriet,
’t is geen geluk, geen menging van die beiden;
’t hangt over je, om je, als wolken over heiden,
stil, hoog, licht, ernstig; ze bewegen niet.

Je voelt je kind en oud; je denken ziet
door alles, wat scheen je van God te scheiden.
’t Is, of een punt tot cirkel gaat verwijden;
’t is, of een cirkel punt wordt en verschiet.

Je denkt: Nooit was het anders; tot mijn Wezen
ben ‘k al zo lang van sterflijkheid genezen.
Je weet: Niets kan mij deren; ik ben Hij.

Tot zekerheid je twijfel opgeheven,
zo hang je als eeuwig boven je eigen leven:
je bent de wolken en je bent de hei.

Uit: J.A. dèr Mouw, Je bent de wolken en de hei

[zonder titel]

Dof violet is ’t west en paarsig grijs.
Nog wandel ‘k door het zwaar berijpte gras,
en hoor naast me op de vaart het fijn gekras
van schaatsen over ’t hol rinkelend ijs:

ik heb ’t gevoel, of ‘k op ’t bevroren glas
cirklend, zwevend, zwenkend op kunst’ge wijs,
met ’t buigend bovenlichaam daal en rijs:
’t is in mijn rug, of ‘k zelf op schaatsen was.

Zo hoop ‘k dat, langs wiens geest mijn verzen glijen,
alleen, in paren, of in lange rijen,
schomm’lend op maat en rijm van hollands staal,

dat hij de wind, die mij droeg, zelf hoort waaien,
en ’t fijn slieren en ’t heerlijk brede zwaaien
voelt van zijn eigen stemming in mijn taal.

Uit: J.A. dèr Mouw, Je bent de wolken en de hei

[zonder titel]

Een sneeuw ligt in den morgen vroeg
onder de muur aan, moe en goed
beschut en een arm kind komt toe
en staat en ziet en met zijn voet

gaat het dan schrijven over dit
prachtige vlak en schuifelt licht
bezonnen en loopt door, zijn mond
trilt in het donker klein gezicht.


Uit: J.H. Leopold, U missen en u niet ontgaan

Staren door het raam

Er is een leven in wat bewegen,
de takken beven een beetje tegen
elkaar. Een even beginnen schudt
elke boom: een bezinnen dit,

Bedroefd

Mijn geest leeft met de handen boven water
die zoeken omderwille van het licht
dat aan zijn hoofd onthouden wordt
Soms duikt hij even op, kijkt naar zijn handen
en glimlacht om die bezigheid;
dan zuigt de klei over zijn kruintje dicht.

Uit: Jan Emmens, Overkomst dringend gewenst

Vogel

De bomen kregen een betekenis
die zij nog zacht gebarend wilden weren,
maar ’t noodlot was niet meer te keren:
een vogel streek klapwiekend in de wildernis
van takken neer en nu hij roerloos zit
(het licht wordt zo benauwend wit),
denk ik aan dood, verrotte geur van blaren,
hetzelfde zijn op steeds dezelfde plaats…
Hoe komt wie vliegt ooit tot bedaren,
en wie niet vliegt ooit van zijn plaats?

Uit: Jan Emmens, Overkomst dringend gewenst

Overal kan ergens zijn

Misschien kwam ik uit de bergen, misschien uit het laagland. Ik weet het niet meer. Misschien uit de stad, maar ik zou niet weten uit welke stad in welk land. Misschien kwam ik uit de buitenwijken van een stad waar ook anderen vandaan kwamen of een stad waar alleen ik vandaan ben gekomen. Wie zal het zeggen? Wie bepaalt of het regende of zonnig was? Wie zou het zich moeten herinneren? Ze zeggen dat er aan de grens vanalles gebeurt, maar niemand weet aan welke grens. Ze hebben het over een hotel daar, waar het niet erg is als je je koffer bent vergeten, er staat een andere klaar, groot genoeg en alleen voor jou.

Uit: Mark Strand, Bijna onzichtbaar

Een bankier in het bordeel der blinde vrouwen

Een bankier stapte als een pauw het bordeel der blinde vrouwen binnen. ‘Ik ben een herder,’ verkondigde hij, ‘en speel zovaak mogelijk op mijn fluit, maar ik ben mijn kudde kwijt en voel dat mijn leven op een keerpunt staat.’ ‘Zo te horen,’ zei een van de vrouwen, ‘ben je een bankier die alleen maar doet of hij een herder is en wil je medelijden van ons, wat je nog lukt ook, want je bent zo laag gezonken dat je ons probeert te bedonderen.’ ‘Schatje,’ zei de bankier tegen de vrouw, ‘zo te horen ben jij een rijke weduwe op zoek naar wat opwinding en helemaal niet blind.’ ‘Deze waarneming doet vermoeden,’ zei de vrouw, ‘dat je toch een herder bent, want welke rijke weduwe vindt het opwindend om de hoer te spelen en dan bij een bankier te belanden?’ ‘Juist,’ zei de bankier.

Uit: Mark Strand, Bijna onzichtbaar

Bij de volgende toon

Mijn zusje en ik, we wilden weten wat er was, we zagen
onze ouders niet, er zat een hond op de plaats
waar de kerk had gestaan.

We aaiden hem, zonder duidelijke reden, hij legde
zijn kop achterover, duwde zijn staart
naar beneden – hij was bang.

We probeerden te bellen, er was een antwoordapparaat.
Dit is de voicemail van oma. Van opa. Dit is
het verhaal van je ouders, een sprookje.
Ja, dit is een boodschap van God.

We willen nu graag weten hoe het verder gaat, zei ik.
Zijn jullie wel ergens gebleven (mijn zusje).
Toets een hekje. Einde bericht.

We dachten zo lang dat ze ons kwamen zoeken, nee
ben je mal, we hebben nog uren gewacht en

het eten werd koud en de kerktoren blafte,
ons verdere leven sprong op ons af.

Uit: Ester Naomi Perquin, Celinspecties

Frans van A.

Manieren genoeg maar daar gaat het niet om, ik heb hier
precies het juiste licht gevonden en kijk hoe de ochtend
zich in volle lengte op de ramen drukt en dan
in banen op de grond belandt.

Je kunt hier alles leren maken als je met verf bij de hand
kijkt naar de ene steen ten opzichte van de andere
steen, tafel, bed, nu precies zo
neergezet dat verwarring –

nee niet wegdrijven opgaan niet plotseling achter
het donker verdwijnen hier zijn en: stilstaan.
Kenbaar. Ik moet in je kunnen verblijven.

Als dit de enige plek is, bedacht om één ochtend
voorgoed te bewaren dan deze ochtend
die mij past. Hier duur ik lang.

Uit: Ester Naomi Perquin, Celinspecties

[zonder titel]

In de oudste lagen van mijn ziel,

waar hij van stenen is gemaakt,

bloeit als een gaaf, ontkleurd fossiel

de stenen bloem van uw gelaat.

 

Ik kan mij niet van u bevrijden,

er bloeit niets in mijn steen dan gij.

De oude weelden zijn voorbij

maar niets kan mij meer van u scheiden.

Uit: M. Vasalis, Vergezichten en gezichten