Waar je ook bent, wie je ook ontmoet, wie je ook verliest en soms weer terugvindt – de zoektocht om jezelf te doorgronden gaat altijd door. In het oeuvre van Frida Vogels is het nauwgezet zelfonderzoek altijd leidend geweest. Met haast mathematische precisie volgt ze de bewegingen van haar geest, zowel in haar dagboeken als in de roman De harde kern, waarmee ze in één klap haar naam vestigde.
In den vreemde geeft een meeslepende beschrijving van Vogels’ jeugd in Bloemendaal en Laren, bestrijkt de oorlogsjaren met hongertochten naar boerderijen in de nabije omtrek, en voert via Parijs naar Italië, waar ze zich vestigt, eerst in Milaan, later in Bologna. Elk jaar keert ze drie maanden terug naar Amsterdam om rustig te kunnen schrijven.
Dit rijke, caleidoscopische boek, dat ook gaat over de Italiaanse familieleden en collega’s van Frida Vogels’ man Ennio, fungeert als waardige sluitsteen van haar oeuvre.
Frida Vogels (1930) debuteerde in 1992 met de roman De harde kern. In 1994 werd het tweede deel hiervan, Met zijn drieën, de Libris Literatuur Prijs toegekend. Tussen 2005 en 2014 verschenen haar dagboeken in elf delen (1954–1978). In 2020 verscheen De vader van Artenio, een portret van haar Italiaanse schoonvader. Ze vertaalde werk van Gavino Ledda, Primo Levi, Alberto Moravia, Cesare Pavese en Salvatore Satta en bezorgde in 1994 de uitgave van Onder het ijs van Bert Weijde (1932–1986).