Michail Boelgakov

Michail Afanasjevitsj Boelgakov (1891 – 1940) werd geboren in Kiev, als zoon van een hoogleraar aan de Kievse academie van geesteswetenschappen. Hij studeerde medicijnen en was werkzaam als journalist. Zijn eerste publicaties verschenen in 1919, in 1925 gevolgd door een verhalenbundel en zijn eerste roman De Witte garde. Hier was zijn toneelstuk De dagen der Toerbins aan voorafgegaan, waarvan de roman een bewerking is. Achteraf beschouwd heeft het toneelstuk wellicht voorkomen dat Boelgakov, als zoveel schrijvers uit de Sovjetperiode (1917 – 1989), in de vernietigingskampen van dictator Stalin is omgekomen: deze laatste was zó enthousiast over het stuk, dat hij er vele opvoeringen van heeft bijgewoond, en dit is vermoedelijk ook de reden waarom hij Boelgakov spaarde. De Witte garde behandelt op aangrijpende wijze de ondergang van de ‘Witten’, die zich verzetten tegen de ‘Roden’ (de bolsjeviki onder leiding van Lenin, Trotski én Stalin), die als overwinnaars uit de Russische revolutie van 1917 tevoorschijn kwamen.
Hoewel hij zijn werk gepubliceerd noch opgevoerd kreeg bleef Boelgakov schrijven. In de laatste vijftien jaar van zijn leven kwamen talloze toneelstukken en vijf romans tot stand zoals De eieren der Rampspoed en Hondenhart, twee vroege voorbeelden van Russische science-fiction, maar tegelijk satires op de Sovjetsamenleving. Vlak voor zijn dood voltooide Boelgakov zijn grote roman De meester en Margarita, waaraan hij twaalf jaar gewerkt heeft. Daarin wist hij de tragiek van zijn geteisterde vaderland schitterend te vervlechten met die van zijn persoonlijk leven als monddood gemaakte schrijver. De eerste publicatie van dit werk in 1966 in West-Europa maakte hem in één klap wereldberoemd. Tegenwoordig wordt Boelgakov beschouwd als een van Ruslands beste 20ste-eeuwse schrijvers.