Zomeractie klassiekerreeks

Deze zomer zijn onze prachtige klassiekers tijdelijk in prijs verlaagd. Drie maanden lang krijgt u twintig procent korting op grote romans uit de wereldliteratuur en tijdloze werken van eigen bodem. Van Fjodor Dostojevski tot Willem Frederik Hermans en Oscar Wilde tot Charles Baudelaire: nu is het tijd om ze eindelijk te (her)lezen.

Ook Boelgakov, Céline, Friedman, Gogol, Gontsjarow, Paustovski, De Saint-Exupéry en Toergenjev zijn te vinden in deze reeks, allemaal met een prachtige omslagbeeld van illustrator Piet Paris.Bewaren

Klassiekers voor een tientje

Tot 31 december 2015 zijn 15 delen in onze hardcoverreeks verkrijgbaar voor slechts €10. De complete lijst met titels is als volgt:
A. Alberts, Romans en verhalen
Carl Friedman, Tralievader
W.F. Hermans, De God Denkbaar, Denkbaar De God
Nikolaj Gogol, Dode zielen
Charles Baudelaire, De bloemen van het kwaad
Carl Friedman, Twee koffers vol
Ivan Gontsjarov, Oblomov
W.F. Hermans, De tranen der acacia´s
W.F. Hermans, Drie melodrama´s
W.F. Hermans, Een landingspoging op Newfoundland
Vendedikt Jerofejev, Moskou op sterk water
E. du Perron, Het land van herkomst
William Shakespeare, Sonetten
Vikram Seth, Verwante stemmen
J.J. Voskuil, Binnen de huid

De tegenspoed

Sisyphus, die ’t aan moed niet schort,
Zou mogelijk zo’n last wel tillen!
Maar, is men ook van goeden wille,
De Kunst duurt lang, de Tijd is kort.

Ver van waar erezerken staan,
Begeeft mijn rouwend hart zich naar een
Stil kerkhof, als tamboer die daar een
Omfloerste dodenmars moet slaan.

— Veel moois dat daar begraven is
Slaapt in vergeten duisternis,
Waar geen houweel de grond omwroet;

Menige bloem verspreidt met spijt
In die totale eenzaamheid
Zijn geur, als een geheim zo zoet.

Uit: Charles Baudelaire, De bloemen van het kwaad

Tot de lezer

Dwaling, inhaligheid, zonden en zotternijen:
Ze pijnigen ons lijf, beheersen ons gemoed,
En onze mooie wroeging wordt door ons gevoed
Zoals een bedelaar zijn luizen laat gedijen.

Lafhartig in berouw, hardnekkig in gebreken,
Verlangen wij geld toe voor een bekentenis;
Blij slaan wij weer de weg in die vol modder is,
Denkend dat valse tranen elke smet uitbleken.

Genesteld in het kwaad is ’t Satan Driewerfgrote
Die onze geest behekst en in zijn armen wiegt,
Door toedoen van die knappe chemicus vervliegt
Tot rook het rijk metaal uit onze wil gegoten.

In wat afstotend is vinden wij nog behagen,
De Duivel regisseert ons marionettenspel!
En elke dag brengt ons wat dichter bij de Hel,
Waarbij wij ons vrijuit door stank en donker wagen.

Zoals een arme geilaard die verlekkerd sabbelt
Aan de geplaagde borst van een bejaarde slet,
Stelen wij slinkse lust en persen daar nog het
Genot uit, als het sap uit oude sinaasappels.

Krioelend als een legioen van wormen strijden
Tal van Demonen om een plaatsje in ons brein;
Met elke adem laat de Dood onzichtbaar zijn
Gesmoorde jammerklacht bij ons naar binnen glijden.

Als gif of dolkstoot, branden stichten of verkrachten
Hun aangenaam motief nog niet verbonden tot
Het triviaal stramien van ons armzalig lot,
Is het dat wij daarvoor, ach! niet de moed opbrachten.

Uit: Charles Baudelaire, De bloemen van het kwaad

De veile Muze

O muze van mijn hart, die van paleizen houdt,
Vind jij, als Wintertijd zijn poolwind weer laat jachten,
Tijdens de zwarte onlust van doorsneeuwde nachten,
Een haardvuur voor je voeten, door de kou verblauwd?

Wek jij je schouders, als vermarmerd, tot nieuw leven
Met wat er ’s nachts aan schijnsel door de blinden dringt?
Als je geen geld meer hebt en niets te drinken vindt,
Laat je je dan het goud van maan en sterren geven?

Je moet, opdat je zelf je avondbrood verdient,
Als misdienaartje maar het wierookvat hanteren,
Te Deums zingen waar je zelf nooit veel in zag,

Of, clown met lege maag, je borsten etaleren,
Je lachje tonen waar je ongezien bij grient,
Zodat het platte volk kan schudden van de lach.

Uit: Charles Baudelaire, De bloemen van het kwaad

Spleen (De regenmaand die heel de stad…)

De regenmaand die heel de stad haar wrevel toont,
Giet uit haar kruik een grote plens van zwarte kilte
Over ’t nabije kerkhof met zijn schimmenstilte,
En zorgt voor dood in buurten waar de armoe woont.

Mijn kat die een plavuis als ligplaats zoekt, draait ook
Al woelziek met zijn lijf, geplaagd door schurft en schraalte;
Een oude dichtersziel die in de goot verdwaalde,
Prevelt de trieste woorden van een kleumend spook.

De beiaard klaagt, het rokend houtblok begeleidt
Met zijn falset de klok die aan verkoudheid lijdt,
Terwijl in een spel kaarten met een muffe lucht,

Noodlottig erfstuk van een wijf met waterzucht,
De schoppendame en de mooie hartenboer
Duister verslag doen van hun laatste grand amour.

Uit: Charles Baudelaire, De bloemen van het kwaad