Meisje

Op het gezicht van dit meisje trof ik
mijzelf met verbazing aan
in een verouderd lichaam, achter tralies
van rimpels, in een mist van zorg.
Zij was niet mooi, wat men daar ook
soms onder mag verstaan, alleen verlegen
met haar toekomst, mij reeds welbekend.

Uit: J.A. Emmens, Gedichten en aforismen

Winter

Ik hak een bestaan in de volgende dag:
de toekomst brokkelt langzaam af,
vandaag is niet meer dan een wak in de tijd,
het verleden is dichtgevroren.

Uit J. A. Emmens, Gedichten en aforismen

Oosterse wijsheid

Barend komt thuis, na zich als een beer
te hebben geweerd in bordelen van Bombay.
Aardige wijven, zegt hij, zo vrolijk, ze dansen,
doen alles wat je maar wilt,
maar India gaat naar de bliksem:
de boeren denken alleen aan zichzelf.

Uit J. A. Emmens: Gedichten en aforismen

Zo meen ik dat ook jij bent

zoals de koelte ’s nachts langs lelies
en langs rozen
als wit koraal en parels diep in zee
zoals wat schoon is rustig schuilt
maar straalt wanneer ik schouwen wil
zo meen ik dat ook jij bent

als melk
als leem
en ’t bleke rood van vaal gesteent
of porselein
zoals wat ver is en gering
en lang vergeten voor het oud is

zoals een waskaars en een koekoek
en een oud boek en een glimlach
en wat onverwacht en zacht is en het eerste
en wat schuchter en verlangend en vrijgevig
gaaf maar broos is
zo meen ik dat ook jij bent

Uit: Jan Hanlo, Verzamelde gedichten

Hond met bijnaam Knak

God, zegen Knak
Hij is nu dood
Zijn tong, verhemelte, was rood
Toen was het wit
Toen was hij dood
God, zegen Knak

Hij was een hond
Zijn naam was Knak
Maar in zijn hondenlichaam stak
Een beste ziel
Een verre tak
Een oud verbond
God, zegen Knak

Uit: Jan Hanlo, Verzamelde gedichten

Waarover zal ik zingen

Waarover zal ik zingen
over regenjassen over het lover van geboomte
of zal ik van de liefde zingen

Waarover zal ik zingen over vliegmachines
blinkend aluminium in de zon en blauwe lucht
of zal ik zingen over de liefde

Over auto’s over steden en historie
of zal ik zingen over de liefde

Over vele vreemde dingen
over de gewone
of zal ik zingen over de liefde

Over bloemen over water
over mooie dingen of wat droevig is
of zal ik zingen over de liefde

Over tabak en vriendschap
over geur en wijn
over schepen zeilen meeuwen over ellende
over de ouderdom over de jeugd
of zal ik over de liefde zingen

Uit: Jan Hanlo, Verzamelde gedichten

Monument

Al ligt hij er nu onwaarschijnlijk bij, ontvallen
aan een mij onbekende gang
van zaken, naar ik aanneem van belang,
hij heeft bestaan, was graaf zelfs, droeg een harnas
en werd door sommigen zo groot gevonden
dat hij een rustplaats kreeg, gedragen
door deugden die hij niet bezat
en trouwens nooit bestonden.

Uit: J. A. Emmens, Gedichten en aforismen

Geestelijke

Zijn leven is gebed en mis geworden.
In ’t duister van de kerk schrikt hij nog zelden
terug tot achter deze vrome orde.
’t Verleden rinkelt soms in altaarschellen.

God is verneveld tot een log geheel
van plichten en ’t verzaken van die plichten,
tot overvloed van heiligengezichten,
nog steeds te weinig en allang te veel.

Er is een honger die zichzelf niet kent,
een moeheid die tevredenheid voorwendt.
Soms denkt hij aan het leven na dit leven

als aan een ziekte die nooit zal genezen.
Hij heeft zijn handen naar het crucifix geheven,
maar Jezus aan het kruis kan niet zo eenzaam wezen.

Uit: Adriaan Morriën, Zoals een ster verstand heeft van het licht

Woensdag

1

Dit is onze slaapkamer. Al sliepen er veel mensen voor ons,
al sliepen er veel mensen met ons – onze slaapkamer.
Een ruimte is van wie er vannacht het vaakst heeft geademd.
Iemand zegt: toen mijn vader stierf, was het huis voor altijd
van hem. Wij erfden het, maar hij had er het vaakst niet geademd.
Zijn huis. Hier kan mijn theorie niet tegenop. Stel je voor,
je hebt je mooiste jurk aangetrokken, je hebt eindelijk opgezocht
hoe je Dvorák uit moet spreken, op de radio klinkt Jens Lekman’s
Farewell Song to Rocky Dennis en het huis zal de hele dag
niet het jouwe zijn.

Uit: Lieke Marsman. Wat ik mijzelf graag voorhoud

Naar Archangel

Ik wandelde in ’t park in de lente
En het rook er naar kamelen
Er waren weliswaar veel mensen
Maar toch kwam het waarschijnlijk
Van het water in de vijvers
Ik kan
Kamelen
Uw lucht
Niet velen
Met kameelhaar wil ik vissen
Tussen lotussen en lissen
Met mijn engel
Zonder hengel
Zonder angel
In Archangel
Mijn engel ruikt naar
Korenaren
Pas gevallen sneeuw
En blaren

Uit: Jan Hanlo, Verzamelde gedichten

Beeld en geluid

Marsyas  – IV – Prelude to Act 3 – A summer’s night:

Diepenbrock Die Nacht Introductie:

Vermeulen 2 Begin:

Vermeulen 1 Solo Altviool:

Vermeulen 1 Nachtmuziek:

Diepenbrock Fragment de Vogels:

Pers

Pers over Het grote zwijgen

Cees Nooteboom in NRC Handelsblad: “Het grote zwijgen heeft mij ontroerd, en dat gebeurt me niet vaak bij boeken […]. Het boek geeft een prachtig, bijna nostalgisch beeld van Amsterdam honderd jaar geleden, toen de polder nog praktisch aan het Concertgebouw grensde. De roman geeft een inzicht in de verhouding Diepenbrock-Mahler, in het latere conflict Diepenbrock-Vermeulen, laat ook veel zien van het karakter van Willem Mengelberg en de richtingenstrijd in de muziek van die tijd […] Ik ben er behoorlijk veel wijzer van geworden.”

Mieke van Dooren van Linnaeus Boekhandel: “Een van de mooiste boeken die ik dit jaar heb gelezen en daarmee mijn zomertip.”

Historisch Nieuwsblad: “prachtige roman.”

De Groene Amsterdammer: “Erik Menkveld, gelauwerd dichter, en nu ook romancier, bewijst in zijn debuutroman Het grote zwijgen allesbehalve een beginneling te zijn. Bij hem geen ontsporende zinnen, geen krukkige mooischrijverij of een beperkt idioom, maar een rijk taalgevoel en een fijn oor voor ritme. Dit is een bekwame literator met een bezonken poëtica.”

Carel Peeters in Tirade: “Afgezien van een prachtige kunstenaarsroman, waarin alle hoeken en gaten van het echte leven worden getoond, ook een cultuurfilosofische roman waarin de hedendaagse kunst vergelijkinsmateriaal kan vinden.”

Maarten Dessing in BOEK: “De dichter Erik Menkveld schreef een mooi ingehouden, historische roman […] Urenlang word je heerlijk ondergedompeld in de eerste jaren van de twintigste eeuw. De kruiers op het station, de gaslampen op hotelkamers, de noviteit van een geschoren oksel. Menkveld gebruikt alles om het Nederland van toen levensecht te schilderen.”

Rob Schouten in Trouw: “Een onmodieus boek over onmodieuze personages op een onmodieuze toon. Een roman van verstilling en extase.”

Louis Andriessen: “Met veel plezier en aandacht heb ik Het grote zwijgen gelezen. Het is voortreffelijk plechtig, en zeer goed ingeleefd in de stijl van die tijd.”