Michael Zeeman (1958-2009)

In de kantlijn
Wouter van Oorschot
 
Het zal 1978 geweest zijn, een jaar na mijn aantreden in de uitgeverij. Ik zat met onze najaarsaanbieding aan een tafeltje in een sporthal op het Drentse platteland, die tijdens de weekendavonden omgetoverd in een disco tevens de plaatselijke bloem der jeugd ontving, en die was vastgebouwd aan een horecagelegenheid waar men bij wijze van lunch kon kiezen uit een gehaktbal met garnituur, twee kroketten met garnituur of een uitsmijter.

Op zeker moment, het was nog vroeg, kwam Michael Zeeman aanzitten, stelde zich voor als inkoper voor boekhandel De Tille in Leeuwarden en zei: ‘Zo, nu ga ik echte boeken kopen.’ Ook toen al had hij die reusachtige gestalte en dat grote hoofd met en die wat melancholieke blik in de ogen als hij zich onbespied waande. Bij Michaels openingszin veerde ik natuurlijk op. We hadden de tijd voor een gesprek en namen die ook. Ik deed mijn verhaal. Een nieuwe roman van A. Koolhaas, de reeks Russische Miniaturen die net van start ging, een nieuwe Koplandbundel, een nieuwe Karel van het Reve, wat herdrukken.

Michael wist wat hij deed. Hij luisterde, bestelde en repte niet van hogere korting op de forse aantallen.

Pas toen ik van zijn dood op 27 juli vernam, las ik dat hij ruim zes jaar jonger was dan ik en besefte ik dat we bij onze eerste ontmoeting in die zelfmoordkazerne pas 26 en krap 20 jaar oud waren. Destijds had in zijn voorkomen echter niets gewezen op dat leeftijdverschil. Reeds toen moet hij veel belezener zijn geweest dan ik, en ik denk dat hij dat ook zelf snel moet hebben gemerkt, en me daar alleen niet om uitlachte uit ontzag voor het fonds dat ik vertegenwoordigde.

In later jaren ontmoetten wij elkaar heel af en toe. Een jaar geleden ongeveer kwam hij eindelijk eens aan op de uitgeverij. Zijn bespreking van de nieuwe vertaling van Tsjechov deel 4 was verschenen in de Volkskrant. In een paar zinnen vatte hij nog eens samen waarin Tsjechovs grootheid bestond, vroeg wanneer deel 5 verschijnen zou en of ik hem dan direct weer de afgedrukte losse vellen naar Rome – zijn standplaats – wilde sturen in plaats van een genaaid boekblok want ‘dan neem ik een paar van die vellen mee in mijn binnenzak om in een parkje wat van die verhalen te lezen – er is niets fijners dan Tsjechov lezen in een park, weet je dat?’ Ik beloofde het hem.