Van ontvangst tot begrip

Op 25 september 1953, tijdens de najaarsaanbieding van Tsjechow deel 1 bij de boekhandel, schreef Van Oorschot aan Timmer: ‘De aanbieding loopt niet onbevredigend. Hoewel het natuurlijk een zeer moeilijke bevalling blijft.’ Vijf jaar later, in een interview met J.H.W. Veenstra, antwoordde hij op de vraag hoe het met de verkoop ging: ‘Tsjechow was direct een groot verkoopsucces, zelfs het toneel en de brieven die aanvankelijk achterbleven lopen nu goed. Het eerste deel is al herdrukt, van het tweede en derde deel komt begin 1959 een herdruk. Toergenjew is tegen de verwachting eerst niet zo goed gegaan, maar begint nu beter te lopen. Dostojewski is natuurlijk nog populair, maar toch minder verkocht dan Tsjechow. Nee werkelijk, de Russische Bibliotheek is ook in commercieel opzicht een succes.’ Dit was, zo bleek, een ‘koopmansleugentje’ om bestwil: tot dan toe was alleen Tsjechow 1 herdrukt (1956), de herdrukken van de delen 2 en 3 verschenen pas in 1962 respectievelijk 1966. Mogelijk waren ten tijde van het bewuste interview wél zojuist twee bijbindpartijen van de deze delen gereedgekomen… Zeker is ook dat herdrukken van de andere achttien tot dan toe gepubliceerde delen nóg later verschenen.

Betrouwbaarder uitspraken deed Van Oorschot in een interview met Vera Illes in november 1972 toen de Russische Bibliotheek door de makers van het eerste uur als voltooid werd beschouwd: ‘Het heeft jaren geduurd, voordat de bibliotheek doordrong in Nederland […] In tegenstelling tot geruchten heb ik voor het maken van deze boeken nooit een cent subsidie ontvangen. Ook niet van enige Russische instantie.’

Van de 38 delen waaruit de Russische Bibliotheek bij haar ‘voltooiing’ in 1972 bestond, waren de eerste 25 delen in ruim zeven jaar verschenen, over de resterende 13 was twaalf jaar gedaan. Eén deel was er niet van gekomen: de in 1958 op de flaptekst van Poesjkin 1 aangekondigde vertaling van Poesjkins beroemdste werk, de roman in verzen Jewgeni Onegin, dat vooralsnog als onvertaalbaar werd beschouwd. Ook twee andere delen waren niet helemaal geworden wat men zich ervan had voorgesteld. Het oorspronkelijke plan om aan Saltykows De familie Golowljow een reeks verhalen toe te voegen om aan de opzet van minimaal 500 bladzijden per deel te voldoen werd opgegeven. En het deel Werken van Lermontow, Herzen, Garsjin en Korolenko draaide uit op een ongemakkelijk samenraapsel. Het werd om die reden niet herdrukt.

Om de voltooiing van de reeks, waarover twintig jaar was gedaan, te vieren, ontvingen een trotse Geert en Hilly van Oorschot eind november 1972 alle vertalers, directies en personeelsleden van hun leveranciers en vele vrienden in de Amsterdamse Stadsschouwburg waar, na een speciale opvoering van Tsjechows toneelstuk Drie zusters door de Haagse Comedie, tot in de kleine uurtjes werd doorgefeest.

In de daaropvolgende jaren bleek dat de Russische Bibliotheek had wortel geschoten bij een groter publiek. Dit kwam vooral aan het licht na het sluiten van een overeenkomst met de latere D66-senator Marie-Louise Tiesinga, die de leiding had over ‘Plusproducties’, een dochteronderneming van de toenmalige Nieuwe Rotterdamse Courant (NRC), welke voor zijn abonnees ‘exclusieve aanbiedingen’ verzorgde. Zo beleefden bijna alle 38 delen in korte tijd een herdruk van tenminste 2000 exemplaren.

Nadien is de Russische Bibliotheek feitelijk niet meer uit zicht geweest. Om te voldoen aan een groeiende belangstelling van veelal jongere lezers met een navenant smalle beurs verschenen tussen 1983 en 1990 ruim twintig, wereldwijd onbetwiste hoogtepunten uit de reeks in goedkopere paperback-uitgaven. Na 1990 kwam een exclusieve samenwerking tot stand met Uitgeverij Maarten Muntinga voor het onderbrengen van een aantal delen in de Russische Rainbow Bibliotheek. Ten slotte werd de oorspronkelijke serie na 1988 uitgebreid met drie delen brieven (Dostojewski, Poesjkin, Toergenjew), met W. Jonkers onvolprezen vertaling (alsnog!) van Poesjkins Jewgeni Onegin en met negen delen verzamelde werken van vooraanstaande twintigste-eeuwse schrijvers als Boelgakov, Boenin, Majakovski en Tsvetajeva. Ter onderscheiding van hun negentiende-eeuwse voorgangers kwam de uiterlijke vormgeving van deze nieuwe delen in handen van Gerrit Noordzij, wiens meesterlijke ontwerpen met volledig behoud van eigen stijl perfect aansloten bij die van Helmut Saldens fameuze vormgeving. Beide letterkunstenaars zijn zelfs fraai verenigd op de omslagen die horen bij de nieuwe vertaling van de verzamelde werken van Tsjechov, waarvan de eerste twee delen in 2005 verschenen en het derde deel in het najaar van 2006. Over deel 1 schreef Michaël Zeeman in de Volkskrant (18 februari 2005): ‘Als de nieuwe vertaling van Tsjechovs verhalen al een rechtvaardiging zou behoeven – de vorige, ook in de Russische Bibliotheek, die triomf van beschaving en uitgeefkunst in de geschiedenis van de Nederlandse literaire uitgeverij, is meer dan een halve eeuw oud – dan wordt die gevonden in de superieure kwaliteit.’