[zonder titel]

Ik heb de laatste bladzij van een boek
Altijd het mooist van allemaal gevonden, –
Wanneer de held en de heldin niet langer
Belangrijk zijn, en er al zoveel jaren
Verstreken zijn dat niemand zielig is,
Het lijkt of ook de schrijver zelf
’t Begin van het verhaal vergeten is,
En zelfs «de eeuwigheid is grijs geworden»,
Zoals gezegd wordt in een prachtig boek,
Maar het is hier, juist hier
Dat alles tot een einde komt, de schrijver
Zal onherroepelijk weer eenzaam zijn,
Maar hij probeert nog om gevat te wezen,
Of spottend, – dat de Heer hem mag vergeven! –
Door er een prachtig slot aan toe te voegen,
Zoals bijvoorbeeld dit:
… Slechts in een tweetal huizen
In deze stad (de naam is onbekend)
Rest het profiel (door iemand ooit omlijnd
Op ’t witte pleister van de muur),
Niet van een man of vrouw, maar vol mysterie.
Men zegt dat als de stralen van de maan –
De lage, groene maan van Midden-Azië –
Bij nacht en ontij langs de muren glijden,
In het bijzonder in de oudejaarsnacht,
Er dan een zacht geluid te horen is,
Dat sommigen beschouwen als geween,
Terwijl ’t voor anderen als woorden klinkt.
Maar ’t wonder is de mensen gaan vervelen,
Bezoekers zijn er niet, de ingezetenen
Zijn het gewend, het duivelse profiel
Zou in één huis al met een kleed bedekt zijn.

25 november 1943, Tasjkent

Uit: Achmatova Werken