Peskens’ proza

Geert van Oorschot was niet alleen uitgever maar ook schrijver. Onder het pseudoniem R.J. Peskens schreef hij onder meer de boeken Twee vorstinnen en een vorst en Mijn tante Coleta. De boeken waren tot lang na verschijnen enorme verkoopsuccessen. Sterker nog: ze behoren tot de bestverkopende titels in de geschiedenis van de uitgeverij.
Ter gelegenheid van de publicatie in november van Arjen Fortuins biografie van Geert van Oorschot, verschijnt nu de complete Peskens. Afgezien van de twee bekendste titels bevat het Verzameld proza de verhalenbundels uit Mijn moeder was eigenlijk een Italiaanse en De man met de urn.

Hoe kwam Geert van Oorschot aan zijn pseudoniem? Naar eigen zeggen verwezen de initialen naar de voornamen van zijn meest geliefde dichters Richard Minne en Jan van Nijlen, en de achternaam naar een Vlissingse anarchist die met zijn ouders bevriend was.

De eerste regel van Mijn tante Coleta: ‘Ik wist al heel jong dat mijn tante Coleta niet alleen goed zwemmen kon en zich altijd roekeloos ver in zee waagde, maar ook dat ze altijd naakt zwom.’