1. De vijftienjarige ik-verteller wordt hopeloos verliefd op zijn buurvrouw Gülbahar. Andersom is het maar de vraag wat Gülbahar precies van hem vindt. Gebruikt ze hem alleen maar, vindt u, of voelt zij wel degelijk ook genegenheid voor hem? Licht uw antwoord toe en betrek daarbij het karakter van Gülbahar.
2. Wat vindt Caner van Hasan? En verandert er gaandeweg iets in hun verhouding? Zou u die als vriendschap typeren?
3. Hoe zou u de band tussen Caner en zijn vader karakteriseren? Kunt u de vader van Caner als een archetype bestempelen? Licht uw antwoord toe door zijn karakter te contrasteren met dat van zijn studievriend.
4. Vindt u Cemal een sympathiek personage of juist niet?
5. Hang naar onbegrensde vrijheid is het hoofdthema van Rode kornoeljes. Valt er in dit opzicht een parallel te ontdekken tussen de gebeurtenissen in de roman en de meer op de achtergrond aanwezige politieke ontwikkelingen? Kunt u op basis van uw antwoord zeggen of de roman een conservatieve moraal heeft?
6. Rode kornoeljes is in zekere zin een roman over de confrontatie tussen moderne en traditionele levenswijzen, maar beschrijft ook de botsing tussen nieuwkomers/buitenstaanders en gevestigden. Aan het eind van het verhaal vertrekken Gülbahar en haar man hals over kop. Kunt u daaruit concluderen dat moderniteit het aflegt tegen de traditie? Vindt u het einde van het verhaal typisch Turks of zou het zich ook in een totaal andere tijd en in een ander land kunnen afspelen?
7. In welke periode in de Turkse politieke geschiedenis speelt Rode kornoeljes zich af? Wat is de relevantie ervan voor het verhaal?
8. De roman wordt ingeleid met een proloog en eindigt met een epiloog. Wat kan de reden daarvoor zijn geweest? Denkt u dat het verhaal hierdoor diepgang heeft gekregen?
9. Hoe zou u de schrijfstijl van Kerim Göçmen omschrijven?
10. Welke symbolische functie vervullen de rode kornoeljes in de roman?