Wat groot is kan groter

Het begon allemaal in 1945 met een plan van Charles B. Timmer en Geert van Oorschot om een bundel verhalen van Anton P. Tsjechow uit te geven. Dit plan groeide na enkele jaren uit tot het voornemen om, zodra de mogelijkheden ertoe bestonden, een volledige Tsjechow te brengen in vijf of zes delen. Op 10 januari 1951 schreef Timmer aan Van Oorschot: ‘Ik heb het Tsjechow-plan nog eens bekeken en kan nu wel zeggen dat het mogelijk zal zijn een verzamelde Tsjechow te brengen in zes delen dun. […] Op grond van het bovenstaande kun je dus een calculatie maken.’ Pas op 4 juni 1951 antwoordde de uitgever: ‘Tsjechow gaat door en als alles meeloopt, als er dus geen oorlog komt en als de papierprijzen niet verder oplopen zou ik in het najaar van 1952 het eerste deel willen laten verschijnen.’ Dat werd een jaar later. En het zouden zeven delen Tsjechow worden.

Op 9 november 1953 schreef Van Oorschot aan Timmer, die toen in Canada verbleef: ‘Wij verkeren in hoogst opgewonden toestand nu de verschijning van het eerste deel nabij is. Wij hopen dat er niet teveel fouten zijn gemaakt, hetgeen bij het eerste deel van zo’n geweldige onderneming gemakkelijk kan geschieden. […] Ondertussen hoop ik vurig dat je met de vertaling van het tweede deel al een eind gevorderd bent, want het succes van reeksen hangt in de allereerste plaats af van het zo vlug mogelijk op elkaar volgen van de delen…’ De brief eindigde aldus: ‘Begrijp me goed: dat ik je niet haasten wil, alhoewel de grootste haast geboden is.’

Viel het besluit om de verzamelde werken van Tsjechow uit te geven in 1951, al snel rees het plan om ‘al die grote jongens’, zoals Van Oorschot de toonaangevende Russische schrijvers uit de 19e eeuw bijna liefkozend noemde, onder te brengen in veel groter opgezette reeks. Op 24 april 1953 verscheen in diverse dagbladen het volgende persbericht:

‘In een serie “Russische Bibliotheek”, zullen bij de uitgeverij G.A. van Oorschot ongeveer 33 werken van klassieke Russische schrijvers der 19e eeuw verschijnen in vertaling van Charles B. Timmer.

De uitgave in dundruk, waarvan de typografische verzorging is opgedragen aan H. Salden, wordt geopend met het verzameld werk van Anton Tsjechow in vijf delen; het eerste deel zal vermoedelijk in het najaar gereed zijn.

Verder worden in de serie opgenomen de verzamelde werken van Dostojewski, Tolstoi, Toergenjew, Poesjkin, Lermontow, Gogol, Gontsjarow, Pisemski, Saltikow, en Leskow.’

Dit is de eerste vermelding geweest van de Russische Bibliotheek. Het bericht bevatte de tamelijk absurde onjuistheid dat Timmer de vertaling van al die boeken op zich genomen zou hebben, hetgeen natuurlijk onmogelijk was. Aan de serie hebben tot de dag van vandaag dertig vertalers en vertaalsters meegewerkt. Timmer, die het plan ervoor opstelde en hoofdredacteur werd, zou daarvan twaalf delen voor zijn rekening nemen.