In de kantlijn 1: Hoe Sauer is het ontbreken van de Brenninkmeijertjes?

door Wouter van Oorschot

Als u niet weet wie Martin Pereboom is, dan is dat naar zijn wens. Pereboom is de “company secretary” van COFRA HOLDING AG. Dat is een moederbedrijf voor onder meer de firma’s C&A en Redevco. C&A kent iedereen, ’t is een “merk”, of op zijn goed Frans een “brand”. Als ‘niemand’ het tegendeel is van ‘iedereen’ kent niemand Redevco, ’t is een “kennersmerk”, of op z’n wildersiaans een “elitezooitje” en doodgewoon een onroerend goed beheerbedrijf. Van C&A weet iedereen dat het eigendom is van de fameuze familie Brenninkmeijer. En op internet kun je vinden dat aan het hoofd van Redevco een Brenninkmeijertelg staat die Dominic heet.

Waarom dit alles in wiens naam op het webstekje van dit piepkleine uitgeverijtje?

Welnu die Martin Pereboom die sták me daar toch zijn nek uit in NRC Handelsblad van 30 december 2009!
“In de regel zwijgt COFRA als het gaat over zaken die de familie Brenninkmeijer betreffen. In dit uitzonderlijke geval echter zien wij ons genoodzaakt de publiciteit te kiezen”[…] Mooi hè, dat “de publiciteit kiezen”. Iedereen zoekt haar, anderen kiezen haar. Wie ligt daar onverwilderst wakker van? Maar waaróm dan toch?

Wél: Pereboom vindt het van reusachtig belang om namens de familie Brenninkmeijer voor ééns en voor al te benadrukken, stipuleren en juist ín de wereld te helpen dat de familie Brenninkmeijer NIET, WIJ HERHALEN NIET, OP GEEN ENKELE WIJZE BETROKKEN IS BIJ DE AANSCHAF VAN NRC HANDELSBLAD ZOALS DE MEDIA ONS WILLEN DOEN GELOVEN. Klein foutje: U willen doen geloven natuurlijk.

Aha! denkt u nu met mij. De Brenninkmeijertjes dus niet: géén degelijke Hollandse koopmansfamilie achter ons zo geliefde NRC Handelsblad en o schrik! Maar dan wél alleen die Derk Sauer?

Die man die ooit met zijn vriendje Jan Marijnissen en vele anderen het maoïsme en de historische noodzakelijkheid van het IJzeren gordijn verdedigde, toen de Muur viel zijn knopen telde, mediamagnaat in het wetteloze Rusland onder Jeltsin werd, daar 140 miljoen vergaarde, terugkwam naar Nederland en daar uitgeverij Nieuw Amsterdam oprichtte omdat het zo ‘leuk’ is ook wat “in boeken” te doen en een eigen tv-zender te financieren?

Nee nee, niet Sauer alleen: men fluistert dat hij slechts een aandeel van 10% in NRC Handelsblad verworven heeft. Goed maar als de voor oerdegelijk gehouden Hollandse Brenninkmeijertjes die andere 90% niet hebben, wie dan wel?

EGERIA.
 
En?

“Egeria is al lang niet meer, zoals de media “ons” willen doen geloven, het beleggingsvehikel van de familie Brenninkmeijer”, verklaart Martin Pereboom, company secretary (let op hoe uitstekend Nederlands de man schrijft maar daarvoor als doodgewone secretaris “in de kast” zit).

Best. Maar? Groter schrik? Dus de meerderheidsaandeelhouder kan dus best ALSNOG net zo’n geheim consortium (geworden) zijn als wat PCM Dagbladen naar de knoppen hielp, dat nu… Straks knijpen ze zich bij de Volkskrant nog in de handjes!

Kortom: WIE bezitten EGERIA wél? En wie kan dat omwille van NRC Handelsblad eigenlijk schelen?

Met dit vraagje stuur ik u graag het Nieuwjaarsbos in.

Fijne dagen en een voorspoedig 2010 gewenst.

In de kantlijn 2: Amsterdamse sneeuwpoppenmoord

door Wouter van Oorschot

Alles mag, daar ben ik bepaald ruimdenkend in, al vind ik lang niet alles gioed. En afgelopen maandagmorgen 21 december vond ik iets bepaald héél verkeerd.

Eindelijk was er weer eens genoeg sneeuw gevallen zodat wie maar wilde meer dan één sneeuwpop kon maken. Wat wás het heerlijk om te zien hoe zij in de loop van die zondagmiddag 20 december overal ‘uit de sneeuw schoten’. Hoe aardig om ouders met hun kindertjes te zien, ouders met ouders met kindertjes, de kindertjes onderling, wildvreemden die erbij kwamen en gingen meerollen. Daags daarna toonden Het Parool en de Volkskrant een fotoreportage van de ‘mooiste’ sneeuwpoppen in de stad. Hoe leuk had dát kunnen zijn! Maar het werd overschaduwd door een althans voor mij en mijn vrienden, mijn buren, compleet nieuw verschijnsel: de Amsterdamse sneeuwpoppenmoord. Reeds dezelfde avond laat bleken ruim in de buurt waar ik woon álle sneeuwpooppen onthoofd, in elkaar getrapt, vernield, en al hun attributen, hoe schamel en versleten ook maar nog met de geur een kleur van een roemrijk verleden als sjieke pet, hoed of das gestolen. Ik maakte een wandeling tot buiten mijn buurt: er stond er niet één nog overeind…

Ik heb dat nooit eerder gezien en nooit eerder heb ik mij over zo’n verkrachting van onschuldig wintervermaak zó intens droevig gevoeld. Ik wil ook dat bij de eerstvolgende verse sneeuw mensen op de uitkijk gaan staan om sneeuwpoppenmoordenaars op heterdaad te kunnen betrappen.

Wat zijn dat voor mensen die, zolang de makers nog op straat zijn, zich gedeisd houden maar die in het duister uit hun holen tevoorschijn komen om álle sneeuwpoppen op hun pad te vergruizelen? Hoe moet je denken om dat zelfs maar te wíllen doen? Dat het respectloos is jegens de makers van die poppen, van de kindertjes die de volgende morgen hoopvol gaan kijken hoe hún pop er nog bij staat en hoe zij smelten (want wij wéten immers dat dit hun lot is, of willen dat althans leren, ook al weten wij dat nog niet), omdat smelten óók bij onze poppen hoort, nu dat is nog één ding. Maar dat je zelfs niet kunt bedenken dat het léuk is, dat één keer in de zoveel jaar de hele stad plotseling vol met sneeuwpoppen staat en dat je daarvan genieten kunt… dat het een fraai voorbeeld is van hoe onze diersoort leeft en denkt, en dat je ze daarom állemaal kapot maakt, alsof het een Beeldenstorm betreft: hoe moet je dan wel niet zijn? En hoe gevaarlijk ben je dan feitelijk niet voor de toekomst van de mensheid?

Karel de Grote: de ontvangst

De pers heeft deel drie van het Verzameld werk van Karel van het Reve met evenveel of zelfs méér enthousiasme ontvangen dan de delen één en twee. ‘Karel de Grote’ kopte Elsevier. Gerry van der List vindt Van het Reves tv-kritieken (die hij schreef onder het pseudoniem Henk Broekhuis) het verrassendst. ‘De essays in de rest van het boek maken duidelijk waarom Van het Reve de P.C. Hooftprijs voor dit genre mocht ontvangen. Hier toont hij zich de superieure ironicus die met onbevangen blik zeer diverse onderwerpen bekijkt. Vaak werpt hij verrassende vragen op, altijd gebeurt dat in onberispelijk proza.’  Elsevier nam dit deel op in haar lijstje ‘Mooi in 2009′, waarin overigens ook Nop Maas’ biografie van Reve voorkomen (‘mag niet ontbreken in de boekenkast’) en de roman Catwalk van D. Hooijer.

Het stuk van Arjan Peters in de Volskrant over ‘de briljante essayist’ is een mooi essay op zichzelf. Hij geeft dit derde deel, net als Jos Bloemkolk in Het Parool, vijf sterren, een nieuwe vondst van de kranten, die sterren, die in dit geval een lezer dankzij één oogopslag kan doen begrijpen dat hij het boek moet kopen. Voor wie desalniettemin ook geïnteresseerd is in de woorden van de recensent (Arjan Peters): ‘Hij is onweerstaanbaar gebleven. Ik vermoed dat dat komt door zijn techniek: heldere stijl, geen complexe betogen, flitsende voorbeelden.’ Jos Bloemkolk besluit zijn bespreking ‘Een volstrekt onafhankelijke man’ met de woorden: ‘Het maakt niet zoveel uit waar Van het Reve over schrijft. Elk onderwerp is goed.’