Of kan het weg?

Libreria Baroni, Florence. Mijn ideale huiskamer.

‘But your room is sooo tidy,’ en niet eens slecht ingericht voor een kleurenblinde. Ik had voor de grap een van mijn kasten willen opentrekken om dit dubieuze compliment onschadelijk te maken – dat heb ik maar gelaten. Misschien ben ik wel netter dan anderen, maar ik zie mezelf helemaal niet zo. Er ligt bij mij van alles rond te slingeren, altijd, vooral op en rond het bureau. Daar mag het dan best een chaos zijn (omvallende stapels), zolang ik mijn gedachten maar enigszins op orde heb (imaginair aflegbakje).

Precies het omgekeerde beweren de meeste boeken over opruimen: het moet opgeruimd zijn om vrij te kunnen denken, rust en orde om je heen betekenen automatisch ook rust in je hoofd. In De Groene van deze week staat een fijn ongedwongen stuk van Marja Pruis over haar strijd tegen de zooi in haar woning. Ze volgt daarbij vooral het advies van de Japanse opruimgoeroe Marie Kondo: Laat Gaan. Een evenwichtiger mens zal je worden!

Het zal wel komen doordat ik ben opgegroeid in een huis waar het niet al te opgeruimd was. In het beste geval was er op zolder een smal gangpad gevormd waar je kon lopen. Er werd ook nauwelijks iets weggegooid. Een keer in de zo veel tijd initieerde mijn moeder een opruimactie. Draaide meestal uit op een bewaarritueel: komt nog van pas? bewaren. aan gehecht? ja! bewaren? bewaren. of kan het weg? nee? Ik geloof dat ik haar laatst ook al zag met het boek van Kondo, dus dat belooft wat. Overigens hebben vrijwel alle andere familieleden ook last van zulk licht hamstergedrag, en wonen ze in huizen waar je simpelweg nooit iets hoeft op te ruimen.

Gelukkig kan het altijd erger. Ik kwam wel eens thuis bij Alfred, die echt niet ruim behuisd was maar zijn kleine kamers wel helemaal had volgestouwd met dingen (en dieren). Hij was wel geheel en al zelf verantwoordelijk voor de spullen die hij om zich heen had verzameld. Alfred is namelijk kunstenaar, en had alles zelf gemaakt, geschilderd of bewerkt (behalve die dieren dan).

Later kwam ik te wonen bij Willem, die was zo mogelijk nog erger. Hij leed aan een klassieke vorm van hoarding en noemde zichzelf een stadsjutter. In de praktijk kwam dat neer op: bij het sluiten van de markt alles opscharrelen wat er overschiet, afgedankte inboedels mee naar huis slepen én die thuis in gebruik nemen dan wel bewaren voor slechte tijden. Het was niet alsof hij nog geen tien pannen, zes kapstokken, talloze bidprenten en schelpenverzameling had of zo. Wie wilde douchen zag zich genoodzaakt eerst een paar kuub dood gewicht te verplaatsen. En waarom hij dit allemaal bij zich wilde houden? Vermoedelijk omdat hij bij leven en welzijn (hij is niet meer onder ons) alles al eens was kwijtgeraakt, zo niet tweemaal was kwijtgeraakt, en bang was alles nog eens kwijt te raken.

Zo ver heb ik het nooit geschopt in mijn rommelige wooncarrière. En waarschijnlijk, denk ik nu, komt het ook nooit zo ver, juist doordat ik al zo veel nutteloze verzamelingen heb mogen aanschouwen. Er gaat iets geruststellends uit van hetgeen je om je heen hebt gesprokkeld, mits het natuurlijk je eigen spullen zijn. Ik kan me niet voorstellen dat ik schoon schip maak en me ontdoe van alles, zoals de goeroes voorstellen, noch dat een lege ruimte me een beter mens zou maken. Het opruimen zelf – ja goed dan, dat heeft vast meditatieve kanten. Maar een leeg huis, nee.

 

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds twee jaar blogt hij wekelijks voor tirade.nu. Hij ziet er overigens anders uit dan hij eruitziet.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.