Reis naar de liefdessloten

Het was mij eigenlijk nooit eerder opgevallen tot iemand me erop wees terwijl we over de Staalmeestersbrug in Amsterdam liepen. Ik ben al duizenden keren door de Staalstraat gegaan zonder iets tegen te komen dat bijzonderder is dan de gebruikelijke kroeg, broodjeszaak en designwinkel. Aan de kettingen van het – ik kan niet anders zeggen – snoezige bruggetje hangen trossen met hangsloten. Ik begreep het aanvankelijk niet, aangezien de slotjes niets vastmaken behalve zichzelf, maar inmiddels snap ik waarvoor ze dienen.

Wie de liefde officieus wil bevestigen of zekeren, hange een slot aan de brug. Liefst met namen en datum erop, zodat daar geen misverstanden over bestaan. De sleutels verdwijnen uiteraard in het water onder de brug. Het fenomeen is sinds enkele jaren te aanschouwen in de hoofdstad (ook op de Magere Brug).

Waar is dit gebruik in vredesnaam vandaan gekomen, vroeg ik me af. Ik stuitte op een artikel van De Volkskrant uit 2011 waarin verschillende mogelijke oorsprongen aan de orde komen, zoals het Hongarije van de jaren tachtig, waarbij ik me een brug in Budapest voorstel, of de Ponte Milvio in Rome vanwege een of ander boek. Of het huis van Julia (van Romeo) in Verona.

Natuurlijk, als we het toch over liefde hebben, waarom dan niet de stad van Romeo en Julia als locus originis? Ik ging erheen en zocht naar de Casa di Giulietta. Toen ik door het poortje naar de binnenplaats ging werd me duidelijk dat hier iets heel anders aan de hand is. Het was nauwelijks mogelijk oog te hebben voor het beroemde balkonnetje zoveel tekenen der liefde zijn er daar te vinden: de toegangspoort is helemaal ondergeklad met onleesbare liefdeswensen, het hekwerk bezwaard door ontelbare slotjes – de een nog mooier, groter dan de andere – en achter het beeld van Julia zelf is een spin-off ontstaan, daar plakt men kauwgom op de muur, al dan niet voorzien van briefjes en opschriften. Ik neem aan dat je daar dan beiden op gekauwd moet  hebben.

In een bar vroeg ik een Veronese of ze wist hoe dat met die slotjes begonnen was, maar ze had hierop geen antwoord. Ze begon te sputteren dat het daar allemaal een grote volksverlakkerij is. Dat er niet voor niets een souvenierwinkel zit waar je sloten kunt kopen en ter plekke kunt laten graveren. Ze dacht dat het misschien iets met Shakespeares toneelstuk te maken had. Ik zei dat daarin geen hangsloten voorkomen. Zie je wel, gran’ cazzo di cavallo, het is allemaal nep. Verona bracht me geen stap verder. Bovendien ging het hier niet om een brug maar om een hek. Wat deden die mensen eigenlijk met de sleutels? In de Adige gooien, die een kilometer verderop stroomt? Genoeg tijd om je te bedenken. Ergens achterlaten in de stad? Ik begon te denken dat het inderdaad een en al toeristenbedrog was, ingegeven door de commercie, en hoorde Michel Houellebecq al in mijn nek hijgen.

Naar Rome dan. Federico Moccia’s roman Ho voglia di te (niet in het Nederlands vertaald) bevat een scène waarin twee geliefden een slotje aan de Ponte Milvio in de eeuwige stad vastmaken. Maar de invloed die aan het boek wordt toegeschreven lijkt me overdreven. Ho voglia di te is een young adultachtig boek dat in Italië weliswaar goed verkocht heeft, maar toch eigenlijk niets meer is dan een romannetje over een man die na twee jaar Amerika terugkomt in Rome en zijn oude leventje probeert op te pakken. Veel geneuzel over films, auto’s en vrouwen dus. De seksscènes zijn tenenkrommend.

In hoofdstuk 49 stopt hoofdpersoon Step op aanwijzing van zijn liefje Gin de auto bij de brug, waar ze hem het volgende vertelt:

– Dit is de derde lantaarnpaal, tegenover de andere brug. Zie je die ketting hier? Het is de ‘ketting van de verliefden’. Je doet een slotje om deze ketting, sluit ‘m en gooit de sleutel in de Tiber.
– En dan?
– Verder niets.
– Maar hoe is dit verhaal dan ontstaan?
– Weet ik niet, het bestond altijd al…

Vervolgens haalt Step ergens een hangslot vandaan, bevestigt het aan de ketting en gooit de sleutel in de rivier. Het kan zo zijn dat Moccia’s boek het slotjesgebeuren in Rome, en misschien in heel Italië, een nieuwe impuls heeft gegeven, maar het is niet waarschijnlijk dat Ho voglia di te het gebruik in gang heeft gezet. Ook voordat het boek in 2006 uitkwam hingen er al lucchetti dell’amore aan de Ponte Milvio. Sterker nog, ik zie zelfs nu slotjes van ruim tien jaar oud aan die troosteloze, antieke brug hangen.

Het bezegelen van de liefde door middel van een slot is hoogstwaarschijnlijk al vele eeuwen ouder, en moet ergens in de middeleeuwen zijn ontstaan – tegelijkertijd met de kuisheidsgordel. (Semi)publiekelijke bekrachtigingen van die liefde zijn zo oud als het huwelijk, dat ringen heeft in plaats van hangsloten. Zie ook: het breken van het glas op een joods bruiloft, het kladden van namen op om het even wat en het kerven van initialen in bomen. Stendhal zegt er helaas niets over.

Wie na het zoetsappige gedoe hierboven nog verder leest in Moccia’s roman komt bij hoofdstuk 75, waarin Gin zich bedenkt:

Ik ben bij de Ponte Milvio. Stop de auto en stap uit. Ik herinner me die nacht, het zoenen, mijn eerste keer. En dan hier op de brug… Ik stop bij de derde lantaarnpaal. Zie ons slotje. Ik herinner me het moment waarop je de sleutel in de Tiber gooide. Het was een belofte, Step. Was het zo moeilijk die te houden? Eventjes zou ik iets willen hebben om dat slotje mee kapot te maken. Ik haat je, Step!

De hele tocht op zoek naar de oorsprong van de liefdesslotjes in Italië heeft me geen antwoord opgeleverd, maar wel een nieuw probleem. Wat te doen als de liefde over is? Houd je stiekem het reservesleuteltje achter of huur je later een flex? Hangen die dingen daar tot in lengte van dagen aan de Staalmeestersbrug? Als het aan een boze buurtbewoner had gelegen niet, maar ze worden daarentegen ook niet van gemeentewegen verwijderd, althans niet in Amsterdam. In Antwerpen, Sevilla en Parijs gebeurt dat wel. Ik geloof dat de Gemeente Amsterdam het een aanwinst vindt, en mochten de hangsloten ooit toch verwijderd worden, dan zijn ze later ongetwijfeld af te halen op het oudefietsenweeshuis bij Sloterdijk.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.