Geboren met een strafblad

twins

Op verjaardagen hoor je weleens verhalen over mensen die denken dat ze een hersentumor hebben, maar dan blijkt het een oog of een ander lichaamsdeel van hun nooit geboren tweelingbroer of –zus te zijn. Tijdens de zwangerschap, in de baarmoeder, heeft één van de twee de ander bijna volledig verzwolgen, op een klein stukje weefsel na. Het slachtoffer ziet nooit het levenslicht, behalve dan als ziektebeeld – als uitgestelde wraakoefening voor prenatale moord.

Mijn eigen tweelingzus lééft, al was het vlak na haar geboorte kantje boord toen bleek dat ik veel meer moederkoek had gegeten dan zij. Met zeven maanden waren we allebei veel te vroeg, maar ik had tenminste nog íets aan spek op mijn billen, terwijl mijn zus – nog geen drie pond – met wijd opengesperde ogen lag te rillen in een extra verwarmde couveuse.* De baarmoedermoord was mislukt, maar kennelijk had ik het wel degelijk geprobeerd.

Het zou heel goed kunnen dat mijn zus, die een kwartier ouder is, instinctief inschatte dat haar overlevingskansen buiten de baarmoeder weliswaar gering, maar tóch groter waren dan erin, en dat ze daarom koos voor een premature duik naar buiten. Haar geboorte was een ontsnapping. Ik zou haar hebben uitgehongerd.

Op die leeftijd ben je wie je bent, je kunt je nog niet anders voordoen. En eerlijk is eerlijk: in mijn pre-cognitieve fase heb ik me niet van mijn beste kant laten zien. Door de spijlen van onze – separate – boxen heen trok ik al het speelgoed van mijn zus bij mij naar binnen tot ik letterlijk zwom in een oceaan van gestolen waar. Zij zat verloren in een desolate vlakte met alleen nog Flapflap, een afgeragde lappenknuffel met hangoren, aan wie ze zich vastklampte als een drenkeling aan een reddingsboei.

Onze wandelwagen had twee zitjes achter elkaar in plaats van naast elkaar. Een noodmaatregel: in een testrit met een conventioneel model had ik geprobeerd mijn zus te wippen bij het oversteken van een drukke winkelstraat.

Als ze tijdens het boodschappen doen een plakje worst kreeg, riep mijn zus zodra ze kon praten “Arjen ook!”, terwijl ik, als ik de kans kreeg, beide plakjes zo snel mogelijk in mijn mond propte. Keurslager Pot op het Rosariumplein heeft me daar jaren later wel eens op aangesproken.

Iedere eenling komt onschuldig, als een onbeschreven blad ter wereld. Ik niet. Vanwege mijn gedrag als embryonale aso vervullen mijn tweelingzus en ik vanaf het allereerste moment de rol van respectievelijk slachtoffer en dader – of in ieder geval verdachte – in een levenslange zero sum mind fuck waarin het welbevinden van de één per definitie ten koste moet gaan van de ander.

Veel criminelen wijten hun fouten aan hun zielige jeugd of verwaarlozing. Mijn misdaad ligt veel dieper. Hoe dik de schil van opvoeding, socialisatie en beschaving ook aangroeit, hoe vaak ik me ook verontschuldig voor misstappen die ik me niet meer kan herinneren; deze fundamentele vertrouwensbreuk valt nooit meer te lijmen. Ik ben geboren met een strafblad.

__________________________

* Helemaal in het begin deelden we samen een couveuse, maar de artsen merkten al snel dat ik mijn baarmoedergedrag daar gewoon voortzette: ik lag languit, met alle beenruimte die een baby zich kan wensen, en had mijn zus in een hoek van de glazen bak getrapt.

Arjen van Lith is journalist en schrijver. Hij debuteerde in 2015 met de verhalenbundel Mijn Snor bij De Harmonie en publiceerde diverse korte verhalen in (literaire) tijdschriften. De meeste maanden van het jaar woont hij in Austin, Texas, waar hij werkt aan een bundeling van de brieven die hij ooit aan zijn kapper schreef, en aan een roman over zijn opgroeien in dorpsmetropool Krommenie.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Arjen van Lith

Arjen van Lith (1971) is journalist, schrijver en kunstenaar. Sinds acht jaar woont hij in de Verenigde Staten, eerst in Austin en nu in Pittsburgh, waar hij werkt aan zijn sleutelroman en andere projecten