Green Card

Ik kan niets bewijzen, maar ik ben ervan overtuigd dat diverse Amerikaanse veiligheidsdiensten een dossier over me bijhouden. Niet dat ikzelf zo interessant voor hen ben, maar mijn man houdt zich bezig met computerbeveiliging en zijn onderzoek aan de universiteit van Texas wordt deels betaald door DARPA, de wetenschappelijke tak van het Pentagon. Daar willen ze natuurlijk graag weten wie dat salaris vervolgens weer uitgeeft.

In de dagelijkse praktijk heb ik nauwelijks last van mijn surveillanten. Ik probeer vooral beleefd te blijven, dus zwaai ik op gezette tijden naar mijn webcam en roep ik netjes ‘Thanks for joining us!’ als ik een vreemde klik aan de andere kant van de lijn hoor. Verder let ik op mijn taalgebruik en kijk ik alleen vrouwvriendelijke porno, wat me als homo gemakkelijk afgaat.

Dankzij ons voorbeeldige gedrag in de VS hebben we sinds kort een green card, een verblijfsvergunning. Ik mag hier nu werken, hoef niet meer na drie maanden verplicht het land uit en bij aankomst in Amerika beschouwt de douane me niet langer als een terrorist totdat het tegendeel bewezen is. Voortaan mag ik aansluiten in de rij van permanente ingezetenen waar iedereen wordt begroet met saluutschoten onder begeleiding van the Star-Spangled Banner en een welgemeend ‘Welcome home, sir.’ Daar kan zelfs Donald Trump niets meer aan veranderen.

Slechts één ding zit me dwars: mijn pasfoto. Achteraf had ik kunnen weten dat die suboptimaal zou zijn: de dienstdoende immigratieambtenaar kneep namelijk niet één, maar allebei z’n ogen dicht voordat hij afdrukte. God zegene de greep, zal hij hebben gedacht, want dit is nog altijd een intens religieus land.

Veel mensen vragen om een reshoot als de pasfoto niet naar hun zin is. Ik durfde dat niet aan. Niet nu het homohuwelijk nog maar net legaal is. De stap van gewenst naar ongewenst is klein, zeker in Texas, dus nam ik genoegen met een foto die nog het best te omschrijven is als een sinistere vooruitblik op de slechtst mogelijke versie van mijn toekomstige zelf; kaler dan ik in werkelijkheid ben, met een grijzende eendagsbaard en een lodderoog dat schuldbewust in de camera loenst.

Dit is dus hoe de wereld me zal leren kennen indien het allemaal vreselijk mis met me gaat in Amerika, de foto die alle nieuwszenders zullen tonen tijdens een live-verslag van mijn vluchtpoging in een tweedehands Ford Bronco. Op mijn officiële publieke portret zie ik eruit als een aangeklede primaat onder de valium.

Het ligt aan mijn onderkaak. Alleen al door de maatvoering creëert hij in het verkeerde licht de illusie van een gigantische, Paleolithische underbite die mijn dubbele doctorandustitel met gemak overschaduwt. Als de politie me ooit nog eens echt op de hielen zit, dan is dat hopelijk op verdenking van een meesterkraak, een kunstroof of zoiets, want ook ik moet aan mijn reputatie denken.

In het land van de onbegrensde mogelijkheden dromen de meeste nieuwkomers van succes, roem en geluk. Ze gaan het helemaal maken. Ik zal al blij zijn als ik de onheilstijding die ik tegenwoordig dagelijks in mijn portemonnee met me mee draag, weet af te wenden tot 30 juni 2025, de dag waarop mijn green card verloopt.

Arjen van Lith is freelance journalist en schrijver. De meeste maanden van het jaar woont hij in Austin (Texas), waar hij werkt aan een bundeling van de brieven die hij ooit aan zijn kapper schreef, en aan een roman over zijn opgroeien in dorpsmetropool Krommenie.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Arjen van Lith

Arjen van Lith (1971) is journalist, schrijver en kunstenaar. Sinds acht jaar woont hij in de Verenigde Staten, eerst in Austin en nu in Pittsburgh, waar hij werkt aan zijn sleutelroman en andere projecten