Knuffels

Er is een kou waar geen radiator, geen vloerverwarming, geen warmtepomp iets aan kan doen – een ijzig optrekken als het te lang grijs is buiten, als ze je niet terugbellen, als er teveel verloren lijkt.

“Schrijven is een eenzaam iets,” zeg ik in het dankwoord van Café Dorian. “Ik wilde daar verandering in brengen, en de aanzet tot deze roman kwam er dan ook tijdens een bezoek aan […] Noord-Frankrijk, waar ik verbleef met mijn vriendinnen en collega’s Sun Li en Roos van Rijswijk. Daarna werkte ik verder in Amsterdam, waar we elke woensdag bleven samenkomen aan Suns keukentafel. Zonder jullie hulp, Roos en Sun, was dit boek er óók gekomen, maar daar gaat het nu even niet om – mijn punt is dat ik niet alleen was op de dagen dat ik met jullie werkte.”

Deze maandag kwam Roos langs. Ze voelde zich schuldig omdat ze de presentatie van Dorian een week te laat in haar agenda had gezet; deze avond had ze dus voor niets vrijgehouden en dat was niet alleen maar slecht. Ik had haar voor mezelf, kookte een beetje en we dronken een glas wijn.

‘Even over mij,’ zei ik.

‘Het mag de hele avond over jou gaan,’ zei Roos. ‘Daar kom ik voor.’

Het was maar goed dat ze mijn presentatie had gemist; nu zou een toekomstige onattentheid van mij daar onmiddellijk tegen worden weggestreept. Misschien wel twee.

We hebben altijd een comfortabele humor gedeeld, het soort waarbij je weet dat wat je ook opgooit door de ander gevangen wordt, begrepen zal worden. Ik praatte best een tijdje. Misschien had ik nog nooit zo lang met Roos gepraat zonder een grap te maken, maar uiteindelijk was het sterker dan ikzelf: een klein gloeien begon, in het midden van mijn koele kooltjes.

Tegen tienen nam ik afscheid van Roos en viel ik zo gauw mijn hoofd het kussen raakte in een diepe slaap. Voor het eerst in weken werd ik niet vóór de wekker wakker.

Omdat B vroeg weg moest, kon er geen sprake zijn van blijven liggen. Ik maakte ontbijt en ruimde weer af, schikte alles in die vaatwasser waar ik aanvankelijk zo tegen was en wilde net een kop thee naar Nadim brengen toen een kleine warmte achter me voelbaar werd.

‘Pap,’ zei Ada.

Ik draaide me om en zag haar uitgestrekte armen, tilde haar op.

Mijn dochter past in me als een ontbrekend stuk – alsof ik op halve organen gedraaid heb en alles nu weer naar behoren werkt. We sluiten niet aan, we sluiten ineen.

En zo stapte de Adagilles traag door de keuken, bleef voor het raam staan en tuurde door de nevel naar het westen, zich tegelijkertijd enorm en heel klein voelend.

Er zou al snel een moment komen om haar los te laten, een kus te geven, een fijne dag op school te wensen.

Maar nu nog even niet.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.