Living the dream

Howdy sir, how is your day treating you so far?’ De slager bij Whole Foods lijkt oprecht geïnteresseerd. Tot nu toe heb ik uitgeslapen, uitgebreid buiten de deur ontbeten en mijn borsthaar getrimd, maar ik dat durf ik de slager niet te vertellen. Ook voor hem is het een doodgewone donderdag.

Very well, thank you,’ zeg ik in de hoop dat hij niet verder vraagt. De slager verbreedt zijn glimlach. Kaarsrechte tanden in een stokoud gezicht. Met moeite trek ik mijn blik los van zijn perfecte gebit en zoek zijn oogjes, die wateren achter een varifocusbril. ‘And how are you yourself?’

Living the dream, sir, living the dream.’

Buiten is het dertig graden, maar de slager draagt een winterjas onder zijn schort. Als je eenmaal zó ver boven de pensioengerechtigde leeftijd zit, is de kou van de koelcel niet meer uit je botten te verdrijven. Ik bestel een stuk buikspek, of liever nog guanciale, maar daarvoor moet hij even naar achteren – precies de ontbering die ik zijn broze gestel wil besparen. ‘No need, sir, pork belly is fine!’ roep ik hem na, maar zonder om te kijken maakt de slager een servicegericht wegwerpgebaar en schuifelt hees neuriënd richting de vriezer.

De slager blijft lang weg. Het schijnt dat je heel rustig inslaapt bij onderkoeling. Heel berustend. Eerst verstomt het liedje dat je zojuist nog meezong, dan ga je er even bij zitten en denk je ‘waar doe ik het eigenlijk voor?’, en daarna glij je heel vredig weg. Het hoeft allemaal niet meer, niet voor die twaalf dollar per uur.*

Na ieder contact met vlees wast de slager zijn handen. Dat moet volgens de hygiënerichtlijnen van Whole Foods. Precies op het moment dat het water zijn bevroren vingers raakt, zie ik de glimlach van de slager zich even verharden: hij klemt zijn kaken met kracht op elkaar en het neuriën gaat kort over in een schel fluiten, dwars door het spleetje tussen zijn hagelwitte voortanden heen. Ik denk aan de sneeuwbalgevechten uit mijn jeugd, aan winterse hockeywedstrijden, en hoe de kou tegelijkertijd een bron van pijn en van verdoving kan zijn. Pas als je weer ontdooit, onder de douche of tegen de radiator in de keuken, merk je hoe verkleumd je eigenlijk was.

Het lamsvlees voor de ragù napoletano van morgenavond is alvast handig voorgesneden in kleine stukjes, maar voor de slager blijkt dat juist een extra handicap. Zijn hand, nu een vuurrode versteende klauw met een plastic zakje eroverheen, ploft doods in de vleesbak en komt leeg weer boven, zoals de kansloze grijper op de kermis waarmee niemand ooit die nep-Rolex te pakken heeft gekregen. De slager moet er zelf een beetje om grinniken, tenminste, er ontsnapt een geluidje uit zijn glimlach.

Even dacht ik nog aan T-bone steaks, ook lekker met spruitjes en aardappelpuree, maar ik zie er toch vanaf. De slager moet uit de buurt van messen en andere scherpe voorwerpen worden gehouden. Het vetvrije inpakpapier is al lastig zat: pas na een volle minuut heeft hij het bovenste velletje te pakken.

Bij het overhandigen van de boodschappen raken onze handen elkaar even. Mijn warme en zijn koude, met levervlekken onder een laagje rijp. Zonder zijn glimlach te verliezen, haalt de slager zijn loopneus op. Pas als hij er zeker van is dat ik beide pakketjes stevig beet heb, laat hij los, de lippen ontspannen, en ademt uit.

_____________________

* Inclusief benefits, vandaar dat gebit.

Arjen van Lith is journalist en schrijver. Hij debuteerde in 2014 met de verhalenbundel Mijn Snor bij De Harmonie en publiceerde diverse korte verhalen in (literaire) tijdschriften. De meeste maanden van het jaar woont hij in Austin, Texas, waar hij werkt aan een bundeling van de brieven die hij ooit aan zijn kapper schreef, en aan een roman over zijn opgroeien in dorpsmetropool Krommenie.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Arjen van Lith

Arjen van Lith (1971) is journalist, schrijver en kunstenaar. Sinds acht jaar woont hij in de Verenigde Staten, eerst in Austin en nu in Pittsburgh, waar hij werkt aan zijn sleutelroman en andere projecten