Lockdown

‘Ach joh, ik leef al jaren zo. De rest van de wereld nu eindelijk ook’, mailde D., die behalve mijn beste vriend ook kluizenaar is.*

Ik moest aan D. denken toen ik vanuit Nederland van meerdere mensen het verzoek kreeg om weer eens iets te schrijven op Tirade. Over de situatie in Amerika. Over Trump. Over het coronavirus en onze quarantaine in Pittsburgh, waar we voorlopig niet weg kunnen. Ik doe het om mijn goede wil te tonen, maar eigenlijk heb ik niks te melden.

Net als D. blijf ik voornamelijk binnen. Ik vul mijn hoofd met zuiver theoretische mijmeringen ter voorbereiding op mijn hypothetische herintreding in de samenleving: waar moet ik straks met mijn eventuele sleutelroman aanschuiven nu DWDD gestopt is? Hoe regel ik helikopterbeelden van mijn nog te fabriceren – maar mogelijk monumentale – verzetskunstproject? D. en ik maken samen muziek, maar bestaan besmettingshaarden als de Grammy’s überhaupt nog wel als ons debuutalbum eindelijk is afgemixt?

Ik had dit verblijf in Pittsburgh oorspronkelijk ingepland voor een grondige metamorfose, een totale do-over (betaald uit het salaris van mijn M. en veilig uit het zicht van vrienden en familie) bij de beste cosmetische specialisten van Amerika, zodat ik bij terugkomst in Amsterdam de uitzendkwaliteit zou hebben die zowel mijn maatschappelijke rentree als mijn midlifecrisis verdienen. Maar ook hier is alles ineens gesloten, dus zit ik thuis met één gelaserd oog en een tijdelijk setje overbruggingsvoortanden drie tinten lichter dan de rest van mijn gebit. Aan mijn haar ben ik niet eens toegekomen (zie foto).

Om mijn natuurlijke, blozende teint van weleer bijtijds weer terug te krijgen, ben ik gestopt met roken – precies op het slechtst mogelijke moment natuurlijk, net nu elke stap buiten de deur gepaard gaat met de doodsangst voor infectie en bijbehorende stresslevels. Ter compensatie knars ik ’s nachts de tanden die ik nog over heb tot gruis.

Ook had ik me voorgenomen om deze maanden op onze roeimachine in de kelder al mijn spiergroepen eens stevig aan te pakken, maar al sinds februari heb ik last van een onverklaarbare krampkuit, waardoor zelfs het gangetje naar de betaalbare supermarkt te ver voor me is. Noodgedwongen hink ik dagelijks naar de Whole Foods om de hoek waar een pak yoghurt acht dollar kost. Gelukkig ziet niemand me bij het afrekenen binnensmonds vloeken vanachter mijn zelfgenaaide mondkapje uit een zurige oude spijkerbroek.

Ik las ergens dat je deze periode positief moet benutten door een nieuwe vaardigheid aan te leren, zoals schilderen of een muziekinstrument bespelen. Ik hou het voorlopig op zuipen, de enige troost die er nog over is in deze lockdown, en trek ter ere van D. al vóór het middaguur mijn eerste fles open.

_________________________

* Hij is blij als ik langskom, maar ook als ik weer vertrek.

Arjen van Lith

Arjen van Lith (1971) is journalist, schrijver en kunstenaar. Sinds acht jaar woont hij in de Verenigde Staten, eerst in Austin en nu in Pittsburgh, waar hij werkt aan zijn sleutelroman en andere projecten