Menno

Ik ken Menno van der Veen, schrijver van Rimpelgeweld*, al sinds eind vorige eeuw. De ultieme gymnasiast, een tikkeltje mank, altijd z’n Grieken paraat. Het woord ‘apocrief’ ken ik van hem. Hij wilde gids worden bij Rederij Kooij; ik werkte daar al zeven jaar. Menno was de eerste die ik dat vak bijbracht, mijn eerste student in wat dan ook. In rondjes varen.

Ik weet niet of hij het inmiddels heeft afgeleerd, maar in die tijd lachte hij met zijn tong tussen zijn tanden, waardoor hij er dommer uitzag dan hij was. Ik heb iemand hem eens zien onderschatten bij de FEBO op de Leidsestraat, in een studentikoze filosofiediscussie met een patatje oorlog erbij. Toen Menno uitgepraat was, stond die jongen te tollen op zijn poten.

Menno maakt mensen graag een beetje dizzy.

We draaiden muziek op je kamer in Zuid, ik had mijn eigen verzameling niet bij de hand. Veel Zappa en Dylan, The Beatles. Jong oud. In een interview las ik dat je jezelf tegenwoordig als laatbloeier beschouwt. Ik vind Rimpelgeweld overrompelend vroeg, zeker voor een debuut. Wat moet je hierna in vredesnaam schrijven?

Waarschijnlijk ben je gestopt met blowen. Dit boek, dit caleidoscopische totaalwerk, zou je eventueel stoned hebben kunnen bedenken, maar je moest het nuchter opschrijven – totale controle tot op de laatste klank. Ik herinner me onze gesprekken niet meer, maar wel onze roes. Je gedijde er goed op.

Niet sinds het kliekje decadente studenten in The Secret History heb ik me zó sterk verbonden gevoeld met een fictieve vriendengroep als met Kink, Aniëlle, Britten, Pierre en Richard in Rimpelgeweld. Hun levens, opgedeeld in kleine stukjes, steeds herschikt in wisselende configuraties, vulde ik bladzijde voor bladzijde aan met mijn eigen stukjes.

Door het te lezen ben ik deel van je boek geworden.

Rimpelgeweld vervreemdt zoals je soms de illusie kunt hebben dat jouw trein wegrijdt uit het station, terwijl in werkelijkheid de trein naast je in beweging komt. En ik ben ook nog steeds een beetje draaierig van de vraag wie nou wanneer de ik- en de jij-figuur waren. Ik? Jij? De lezer bedrijft net zo goed caleidoscopie.

Ik ga het nog een keer lezen, niet van kaft tot kaft, maar van hot naar her. En nog eens met behulp van dobbelstenen. En alle oneven pagina’s achterwaarts. Je moet Menno nooit te veel complimentjes geven, maar ik heb hier nog lang geen genoeg van.

___________________

* Atlas Contact, 2017.

** Donna Tartt, Knopf, 1992.

Bovenstaande afbeelding is geïnspireerd op de omslagillustratie van Rimpelgeweld, gemaakt door Cynthia Borst.

Arjen van Lith is journalist en schrijver. Hij debuteerde in 2015 met de verhalenbundel Mijn Snor bij De Harmonie en publiceerde diverse korte verhalen in (literaire) tijdschriften. De meeste maanden van het jaar woont hij in Austin, Texas, waar hij werkt aan een bundeling van de brieven die hij ooit aan zijn kapper schreef, en aan een roman over zijn opgroeien in dorpsmetropool Krommenie.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Arjen van Lith

Arjen van Lith (1971) is journalist, schrijver en kunstenaar. Sinds acht jaar woont hij in de Verenigde Staten, eerst in Austin en nu in Pittsburgh, waar hij werkt aan zijn sleutelroman en andere projecten