Oldsmobile

speedometer oldsmobile

Het Dingemanspark, waar mijn vader woonde, lag middenin een natuurgebied in Nieuwkoop. Met de auto mocht je niet verder dan het bruggetje over en daarna direct linksaf naar de parkeerplaatsen, de rest moest je lopen. In de bocht draaide mijn vader zijn Oldsmobile dan alvast perfect in positie voordat hij zijn vriendin liet uitstappen om garagedeur 18 omhoog te trekken, zodat hij daarna in z’n vrij in één rechte lijn naar binnen kon rollen. Mijn vader kon goed rijden.

Mijn vader was de eerste met elektrische raampjes in de auto. Of de één-na-eerste. Zelf had hij controle over alle ramen tegelijkertijd, maar mijn zus en ik hadden achterin ook ieder ons eigen knopje om mee te spelen. Mijn vader had ook cruise control en een heel vette vering waardoor de Oldsmobile na elke beweging nog een beetje door bleef deinen.

Van oorsprong was de Oldsmobile wit met een roomkleurige bekleding, maar zo heb ik ‘m zelf nooit meegemaakt. Ik ken de Oldsmobile alleen als grijs, de kleur van dooiende papsneeuw, met een klodder vogelenkak op de motorkap. Van binnen was elk oppervlak bedekt met een geelbruin filmpje nicotine, waardoor de chroomstrippen rond het dashboard eerder goud- dan zilverkleurig leken. Als je instapte, trok je borstkas even samen uit protest tegen de zware sigarenlucht, maar na een paar minuten raakte je eraan gewend – ik wel tenminste.

Autogordels achterin waren in 1977 nog niet verplicht, en vooral op trajecten waar mijn vader graag ‘sportief reed’ – binnendoor over kronkelweggetjes door dorpjes als De Kwakel – schoven mijn zus en ik vrijelijk over het skai. Bij sommige bruggen gaf mijn vader gretig een extra dot gas en kwam de Oldsmobile zelfs even helemaal los van de grond, waardoor je een gierend gevoel in je maag kreeg. Doordat de getinte bovenrand van de voorruit sowieso al een vaalgroene gloed op onze gezichten achterliet, had ik misschien niet snel genoeg opgemerkt hoe bleek mijn zus inmiddels was weggetrokken. Het moet ergens bij Vrouwenakker zijn geweest dat ze met een verzwakt piepstemmetje aangaf een beetje misselijk te zijn.

Ik wil hier niet beweren dat bovengenoemde factoren – de rijstijl van mijn vader, de afstelling van de vering, de stank van de rook, het voorheen witte grijs – niet van invloed zijn geweest op de blijvende schade die mijn zus wist aan te richten in de Oldsmobile. Ik wil alleen maar zeggen dat de timing (mijn vader draaide juist het Dingemanspark op) én de tegenwoordigheid van geest waarmee ze haar elektrische raampje eerst dicht deed voordat ze het interieur onderkotste mij voor het eerst deden vermoeden dat ze zelfs dát op commando kon. Net als huilen.

____________________

Addendum

Tien jaar na het incident met de Oldsmobile bewees mijn zus nogmaals haar controle over haar maagklepje tijdens het overschrijven van mijn boekbespreking van De Walgvogel (Jan Wolkers, 1974). Aangeland bij het kopje ‘Mening’ legde ze na notatie van de dubbele punt haar pen neer en gaf niet zonder ironie een regel of vier, vijf over in haar schrift.

Arjen van Lith is journalist en schrijver. Hij debuteerde in 2015 met de verhalenbundel Mijn Snor bij De Harmonie en publiceert diverse korte verhalen in (literaire) tijdschriften. De meeste maanden van het jaar woont hij in Austin, Texas, waar hij werkt aan een bundeling van de brieven die hij ooit aan zijn kapper schreef, en aan een roman over zijn opgroeien in dorpsmetropool Krommenie.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Arjen van Lith

Arjen van Lith (1971) is journalist, schrijver en kunstenaar. Sinds acht jaar woont hij in de Verenigde Staten, eerst in Austin en nu in Pittsburgh, waar hij werkt aan zijn sleutelroman en andere projecten