Opgegraven

Papa Leidsplein 2

Aan het overlijden van mijn vader heb ik weinig concrete herinneringen, behalve de datum en een gevoel van duizeligheid dat me vaker overvalt als ik iets niet helemaal kan bevatten, zoals breuken met ook weer een breuk in de noemer of ontbinden in factoren. Anders dan mijn zus, die destijds al veel volwassener met dit soort zaken omging, hield ik zijn dood mentaal op afstand, als een verre abstractie achter een ziekenhuisdeur die ik weigerde te openen.

Toen was ik achttien, nu loop ik tegen de vijftig. In het mensenleven daartussenin heb ik weinig – achteraf misschien té weinig – aan hem gedacht. Mijn vader was dood en begraven tot ik vorige week op een strandje in Amsterdam-Noord oog in oog stond met zijn weduwe, de vrouw die zich nooit aan de status van ‘Nieuwste Vriendin’ heeft kunnen ontworstelen. Die kans heb ik haar nooit gegeven.*

Ze zag er nog precies hetzelfde uit, alsof ze al die tijd gevriesdroogd op dit moment had liggen wachten: stormvast gespoten halflang haar, dunne, opgetrokken wenkbrauwen en de lippen getuit in een permanent verbaasde ‘o’ [lowercase], waardoor eventuele rimpels nog minder opvielen.

Ze had foto’s meegenomen. Slimme zet. Binnen onze familie is beeldmateriaal van mijn vader buitengewoon schaars. Het enige wat ik heb, is een schilderijtje van hem als kleuter dat sinds de Tweede Wereldoorlog bij mijn grootouders boven het dressoir hing.**

Papa met een piepklein zwembroekje in seventies-licht op zijn surfplank; met zijn eeuwige Ray-Ban Aviator in het motorbootje op de Nieuwkoopse plassen; opzichtig poserend in zwart-wit op het Leidseplein; in de woonkamer met een kaketoe op zijn hoofd. Het is voor het eerst dat ik hem weer zie.

Bladerend door het vergeelde album moet ik denken aan de film Smoke (1995), waarin het schrijverspersonage Paul Benjamin vertelt over een zoon die zijn dode vader onder het ijs in een bevroren meer aantreft, na jaren nog altijd perfect geconserveerd en jonger dan hij op dat moment zélf is. Nu pas, nu ik hem zelf voorbij ben, zie ik hoezeer ik op mijn vader ben gaan lijken en hij op mij; hoe hij mijn jongere broertje zou kunnen zijn.

Ik word er een beetje draaierig van.

__________________

* De Nieuwste Vriendin (ofwel Laatste Vriendin) was de opvolgster van de Nieuwe Vriendin van mijn vader, die – vermoedelijk sla ik ergens in deze keten een paar stappen over – op haar beurt weer de plaats van mijn moeder had ingenomen in een neerwaartse chronologie van steeds verder afnemende affectie en vertrouwen. Ik heb altijd vermoed dat mijn zus en ik niet zijn enige kinderen konden zijn. Eventuele halfbroers en –zussen kunnen zich melden bij de redactie.

** Ook online is niets over mijn vader te vinden. Hij stierf op 3 juni 1990, ver voordat het internet ingeburgerd raakte. De bovenstaande foto dient daarom niet alleen als illustratie bij dit stukje, maar ook als publiek toegankelijk, googelbaar bewijs dat Pieter van Lith daadwerkelijk heeft bestaan.

Arjen van Lith (1971) is schrijver en journalist. Hij woont afwisselend in Amsterdam en de Verenigde Staten.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Arjen van Lith

Arjen van Lith (1971) is journalist, schrijver en kunstenaar. Sinds acht jaar woont hij in de Verenigde Staten, eerst in Austin en nu in Pittsburgh, waar hij werkt aan zijn sleutelroman en andere projecten