Scheidsrechter

Wie zou Menno Fernandes zijn? Sinds eind augustus staat er iedere vrijdag op de achterpagina van NRC Handelsblad een column van een scheidsrechter. Aangezien de columnist, met uitzondering van de website van de krant, niet bestaat op internet, moet ‘Menno Fernandes’ wel een pseudoniem zijn. Maar van wie?
            Het lijkt me duidelijk dat het incident in Almere, waarbij een grensrechter werd doodgeschopt door een paar spelers, de aanleiding was voor het in het leven roepen van deze column. In het allereerste stukje van ‘Menno Fernandes’ wordt daar ook expliciet naar verwezen. De ik-persoon krijgt van een chirurg te horen dat hij moet stoppen met voetballen. Door de dood van de grensrechter komt hij op het idee om dan maar scheidsrechter te worden, zodat hij wel nog het veld op kan.‘De chirurg in Rotterdam vond het een denkbaar alternatief. Vooral het feit dat ik dan niet meer tegen een bal aan zou schoppen, leek hem de geschikte ontlasting voor mijn kniegewricht.’
            Sinds de eerste aflevering van ‘De scheids’ op 30 augustus van dit jaar heb ik geen column gemist. De ik-persoon roept veel sympathie op, waarmee het nobele doel van de krant, namelijk: meer aandacht en sympathie vragen voor degene die over het algemeen alleen maar wordt uitgescholden, wordt bereikt. Na de dood van grensrechter Richard Nieuwenhuizen werd er door veel mensen weer eens terecht op gewezen hoe belachelijk het eigenlijk was dat iemand die op zaterdagochtend vroeg een voetbalwedstrijd mogelijk maakt, in de regel negentig minuten lang wordt uitgescholden. Dat roept bovendien de vraag op: waarom zou iemand dat eigenlijk voor zijn lol doen? Door de column van ‘Menno Fernandes’ begin je daar iedere week steeds meer iets van te begrijpen. Hij schrijft rustig, zorgvuldig en een beetje weemoedig en weet steeds veel gevoel op te roepen. Twee weken geleden raakte ik zelfs ontroerd, omdat zijn column ‘Wie is toch die man langs de lijn?’ raakte aan iets wat ikzelf heb meegemaakt.
            In deze column van 15 november beschrijft hij hoe zijn vader naar het voetbalveld was gekomen om naar hem te kijken. Dat er iemand, en dan niet iemand van de bond, naar het veld komt om naar een scheidsrechter te kijken, is al een haast ondenkbaar gegeven. Alleen de voetballers hebben toeschouwers. Het mooie van de column is vervolgens dat pas aan het einde blijkt dat ‘die man langs de lijn’ de vader van de ik-persoon is. Tijdens de rust zitten ze tegenover elkaar in de kleedkamer, met een banaantje. ‘We pellen, we eten en we zwijgen.’ De ik-persoon denkt aan vroeger, toen hij nog zelf voetbalde en zijn vader ook altijd langs de lijn stond.
            Deze column raakte me extra, omdat ikzelf mijn hele jeugd gevoetbald heb en er op een zaterdagochtend onder mijn teamgenoten ook de vraag ‘Wie is toch die man langs de lijn?’ rees. Ik speelde bij HFC, op de grens van Haarlem en Heemstede. Iedere week stonden er veel vaders langs de lijn. Die van mij niet, want mijn ouders waren gescheiden en hij woonde in Amsterdam. Op een dag kwam hij onverwacht kijken.Hij droeg zoals altijd een lange regenjas en een zwarte hoed. Zijn twee tassen, vol met papieren voor zijn werk, had hij kruislings over zijn schouders hangen, zodat er op zijn borst een leren x verscheen. In zijn hand hield hij zijn onafscheidelijke paraplu. Hij stond een beetje onwennig aan de zijlijn, kwam ook pas na het fluitsignaal aanlopen en bleef een eind terzijde van de andere vaders staan. Volgens mij hebben we elkaar niet gegroet.
          In de rust, in de kleedkamer, maakten mijn teamgenoten de grootste lol over ‘die kinderlokker’ die daar aan de kant stond. Wie was die rare vogel toch. En wat kwam hij doen? Ik weet niet meer of ik het raadsel in de kleedkamer toen heb opgelost. Uit schaamte misschien wel niet. Maar als ik eraan terugdenk voel ik eerder trots dan schaamte. Omdat hij niet zo’n doorsnee Heemsteedse voetbalvader was.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *