Stereo

Eigenlijk ben ik audiofiel. Katten zijn bijvoorbeeld thigmofiel, zo noemt Midas Dekkers dat. Ze hunkeren naar de geborenheid van kleine ruimtes, daarom chillen ze dus graag in dozen, en houden ze ervan aan geraakt te worden. Ik hou van muziek – een algemeen verschijnsel – maar nu lijkt het er ook op dat ik muziek om me heen echt nodig heb.

Ik repareerde de stereoinstallatie op de uitgeverij die het al tijden niet meer deed. (Er komt nu tenminste weer wat geluid uit.) Toen ging mijn eigen stereo stuk. You don’t know what you’ve got till it’s gone, zingt Joni Mitchell en dat klopt. Zij, onder anderen, zingt nu even niet meer en dat mis ik enorm. Ik houd zelfs staande dat er sprake is van afkickverschijnselen nu mijn verslaving mij zomaar is afgenomen. Een dag thuis zijn is ineens een uitdaging doordat de muren op me afkomen – of ik bij de muren opvlieg. Geluid uit een laptop is gewoon niet hetzelfde als van een cd (of plaat, maar die slag heb ik nooit gemaakt). Was ik maar thigmofiel.

Het zit me dwars dat ik deze geluidsinstallatie niet zelf kan repareren, terwijl ik normaal gesproken een heel eind kom met het zelf oplossen van technische mankementen. Van de mechanische diepten van de cd-speler heb ik helaas geen kaas gegeten. Het is me ooit weleens gelukt een cd-wisselaar te repareren – overigens zonder dat de eigenaar het in de gaten had – maar dat gaat me ditmaal niet lukken. Terwijl ik nog zo gehecht ben aan mijn stereoset! Ik kocht het voor een zuur gespaarde smak geld in groep 7 of 8, geloof ik, en datzelfde apparaat is dus al ongeveer een jaar of 17 bij me. Er zitten zelfs twee cassettedecks op, het was toen waarschijnlijk al een verouderd model, hoe jaren negentig wil je het hebben!

Ik zit nu met al mijn geliefde cd’s waar ik niets mee kan behalve ernaar kijken. Audiofilie lijkt me nogal typisch voor de mens. Ik moet er niet aan denken dat de kat ook nog audiofiel zou zijn, dan moet je weer andermans (anderdiers) muziek aanhoren. Er zijn vast aapsoorten die audiofiel zouden kunnen zijn of worden, mogelijk zelf in staat zijn muziek te maken. Het tegenovergestelde bestaat overigens ook, de misofoon. Die haat dus muziek, of bij uitbreiding alle geluid. Ik heb er ooit een ontmoet op een barbecue, het genoegen kon niet korter wezen, want zij zonderde zich vrijwel onmiddellijk af.

Er zijn natuurlijk ook heel vervelende geluiden. De net te luide koptelefoon in de trein, waardoor je eigenlijk dat ding van diegene z’n hoofd wil rukken om te roepen dat dat dus slecht voor je is. Of überhaupt een slechte muzieksmaak, die van je buren of zo. Nagels op een krijtbord, staal op staal. Nu de stereo op de uitgeverij het weer doet hoeft de stagiair nooit meer zijn oordopjes met Franse chansons in, draaien we weer vrijuit Haydn en Mendelssohn. En  des te meer besef ik dat ik als de bliksem weer goed geluid in huis moet halen.

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds drie jaar blogt hij voor tirade.nu.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.