Tic

*

De afgelopen weken was mijn echtgenoot gastheer van een informaticaconferentie over theorem provers: slimme software die (wiskundige) stellingen helpt te bewijzen en vervolgens checkt of die bewijzen ook daadwerkelijk kloppen. Om een beetje mee te kunnen kletsen, had ik van tevoren het boekje Logic: A Very Short Introduction** doorgeploegd. Geen letter van begrepen.

Gisteravond zat ik tijdens het afscheidsbanket naast een kale Duitse professor die een wetenschappelijk antwoord had gevonden op de vraag of god bestaat. Het enige wat hij daarbij nodig had gehad, was bovengenoemde software en een MacBook Pro, vertelde hij. Het antwoord was overigens ‘ja’.***

Als overtuigd agnost wilde ik daar graag meer over weten, maar ik werd steeds afgeleid. Niet door bijschenkende obers of kabaal in de keuken, maar door de Duitse logicus zelf. Ik kon mijn ogen niet van hem afhouden. Juist door wat ik zag, heb ik nauwelijks iets gehoord.

Sommige brildragers ontwikkelen een hypnotiserende zenuwtrek: de terugkerende neiging om hun afgezakte montuur weer vol op de neus te werken, maar dan zónder daarbij hun handen te gebruiken. Iedereen die eraan lijdt, voert deze tic op vrijwel identieke wijze uit: eerst trekt men de neus en bovenlip gelijktijdig op, waardoor het bovengebit bloot komt te liggen en de bril iets hoger op de – nu gerimpelde – neusrug wordt gestuwd. Vanuit die uitdrukking (expressie A) worden de wenkbrauwen vervolgens zo ver mogelijk opgetrokken en de lippen tegelijkertijd getuit tot een nauwe ‘o’ (expressie B). Doordat de huid zich plotseling spant, wordt de bril, die vastzit achter de oren, opgetrokken tot bovenop de neusbrug. Vroeger had ik een klasgenootje dat haar bril op deze manier feilloos op zijn plaats wist te manoeuvreren. Locked and loaded. Later is ze bij Defensie gaan werken.

De meeste mensen generen zich voor hun tic, maar als ze er goed in zijn geworden, krijgen sommigen – onder wie de logicus naast me – iets triomfantelijks over zich. Hij beleefde zijn brilneurose met schaamteloos plezier. Middenin zijn verhaal wisselde hij expressie A en B steeds zó razendsnel af, dat de overgang leek op een slordig gemonteerde video waaruit enkele frames ontbraken. Daarbij had de logicus de gewoonte om tijdens expressie B zijn pupillen helemaal naar boven te scrollen en te knipperen met de snelheid van een kolibrie. In het wit van zijn weggedraaide ogen, flikkerend als een tl-balk, meende ik een bijna orgastische extase te herkennen. Na een paar tellen rolden zijn pupillen weer naar beneden. Bijna onmerkbaar sidderde de logicus nog even na, terwijl hij me met een blik vol dromerige zelfvoldaanheid aanstaarde.

Herr Gödel hat damals gesagt: “Die Begriffe haben eine objektive Existenz, ebenso die mathematischen Theoreme”’, zei de logicus toen we afscheid namen. Bij wijze van toegift deed hij zijn tic nog één laatste keer.

Eben’, antwoordde ik. ‘Aber jetzt eerst lekker schlafen.’

Het enige wat ik van mijn tafelgenoot had meegekregen, was dat hij in een compleet andere wereld leeft dan de mijne. Ik ben een simpele jongen. Ik ga af op wat ik zie, hoor en ervaar. Hij daarentegen, zweeft rond in een abstract universum, opgebouwd uit concepten en ideeën die het direct waarneembare ver ontstijgen. Zó ver zelfs, dat ook zijn tic volledig was losgezongen van de dagelijkse realiteit: de logicus droeg helemaal geen bril.

Bovenstaande illustratie combineert het montuur van de Oostenrijkse wiskundige Kurt Gödel (1906-1978) met fragmenten uit diens originele geschriften over zijn ontologische godsbewijs. 

** Graham Priest, Oxford University Press, 2001, 128 pagina’s.

*** Het voert veel te ver om het godsbewijs hier uit te leggen, en bovendien ben ik daar niet toe in staat. Ik volsta te vermelden dat de Duitse logicus de axioma’s van Gödel over het bestaan van god zodanig vertaalde dat zijn software ermee aan de slag kon, en concludeerde dat diens redenering logisch gezien klopt.

Arjen van Lith is freelance journalist en schrijver. De meeste maanden van het jaar woont hij in Austin (Texas), waar hij werkt aan een bundeling van de brieven die hij ooit aan zijn kapper schreef, en aan een roman over zijn opgroeien in dorpsmetropool Krommenie.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Arjen van Lith

Arjen van Lith (1971) is journalist, schrijver en kunstenaar. Sinds acht jaar woont hij in de Verenigde Staten, eerst in Austin en nu in Pittsburgh, waar hij werkt aan zijn sleutelroman en andere projecten