‘Een goed morgen met’ 6

00:44:08

Frederic Rzewski, Winnsboro Cotton Mill Blues (1979); Ralph van Raat, piano.

00:53:40

Van de meeste muziek die hij heeft gehoord, herinnert hij zich maar weinig; hij ziet eerder nog de rug en de bewegingen van de dirigent voor zich, weet ook dat hij onder de indruk was. Maar waarvan? Hoe klonk dat indrukwekkende? Hoe moest je, terwijl de meest banale deuntjes je bijblijven, muziek opnieuw beleven die, zoals hij eens bij Stravinsky las, ‘haar melodische glimlach’ heeft verloren?

Zeker, ook hij houdt van melodieën die je kunt meezingen, zoals hij het soms ook niet kan laten om mee te gaan dirigeren, zoals perfect beschreven door Erik Menkveld, in het gedicht ‘Poème de l’extase (Skrjabin)’, over de poes die aan de schoot van zijn baasje voelt dat zitten zal overgaan in dirigerende verrukking. Niet alleen als dichter was dat baasje een meester in het beschrijven hoe hij muziek onderging, ook in zijn proza, met als ontroerend en tegelijk hilarisch hoogtepunt, vonden wij, de passage in zijn ‘Brief aan Robert Schumann’ (ik heb hem er hele stukken uit voorgelezen door de telefoon), waarin hij opsomt welke muziek hij de aanwezigen bij zijn begrafenis allemaal wil opdringen, niet om te laten horen wat hij mooi vond, maar om te laten voelen wie hij was. Goed dat dat eens gezegd was, en dat dat zo goed gezegd was.

Ook de samensteller van dit programma heeft zo’n lijst van wat hij zijn nabestaanden wil laten horen. Op die lijst, van Monteverdi tot Goebaidoelina, zijn zijn voorlopige favorieten het ‘Lied (ohne Worte)’ uit Schoenbergs Serenade, opus 24 en de transcriptie door György Kurtág van de sonatine uit Bachs Actus tragicus, ‘Gottes Zeit ist die allerbeste Zeit’. Over het eerste zei hij dat hij altijd pas weer als hij het hoort, merkt dat het hem echt zo raakt als hij zich vaag herinnerde; het tweede, een en al melodische glimlach, kent hij bijna uit zijn hoofd – hij heeft zelfs een versie voor twee blokfluiten.

Soms dient zich iets nieuws aan, waarvan hij eerst nog niet beseft dat dat ook op zijn lijst moet komen, totdat hij het, terwijl hij dacht dat het uit zijn geheugen was gewist, opnieuw hoort en geen moment twijfelt, ook al heeft hij de programmagids niet gelezen en geen aankondiging gehoord. Pas nog, een late avond, nog even tv aan, ziet en hoort hij een groot koor, een orkest, en na twee of drie maten beseft hij dat dit Harmonium moet zijn, van John Adams. Hij heeft het niet op cd, wel de laatste jaren een paar keer live gehoord, maar hij had er niet vooraf een omschrijving van kunnen geven. Ja, minimal, en niet fanatiek-dogmatisch als werk van andere minimalisten. En ja, hij wist ook nog dat Adams gedichten had gebruikt van John Donne en Emily Dickinson; vooral die van Dickinson, het gedragen ‘Because I Could Not Stop For Death’ en het extatische ‘Wild Nights’, hadden indruk op hem gemaakt. Van verschillende andere componisten had hij liedversies van ‘Wild Nights’, een tamelijk rustige, een urgent klinkende en één waarin het golven van de zee overheerst. Maar geen treft hem zo direct als die van Adams. Misschien doordat het, volgend op een lang, bijna kabbelend deel, de luisteraar overweldigt? Het is ook heel goed mogelijk dat hij geen zin heeft om zijn nabestaanden met iets al te verstilds op te zadelen (wat tot nu toe op zijn lijst staat is dat wel), maar iets wil laten horen dat hen naderhand niet aan zijn dood zal doen denken, maar aan de dynamiek van leven.

00:56:07

John Adams, Harmonium, dl. 3, Wild Nights (1980/1981); Residentie Orkest en Groot Omroepkoor olv Brad Lubman.

01:02:26

 

adzuiderent Ad Zuiderent (1944) is dichter, schrijver en criticus. Hij publiceerde onder meer de biografie van Gerrit Krol, Van Korreweg naar Korreweg. Zijn laatste dichtbundel is We konden alle kanten op (2011). Tot voor kort schreef hij over muziek voor de website Muziekvan.nu en vervangt Marko van der Wal op de vrijdag.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *