[p. 390]
Dorpen ruiken niet meer
Als toen ik acht was,
En wij, de vroege voorjaarsavond
Fietsen langs het zandpad,
Voorbij de laatste boerderij.
In de melk van de koeien was
Er een zurige geur van jong gras.
De schoolklas ruikt niet meer
Als toen ik acht was;
Kapotte boeken in nieuw kaft
Krijt en droog stof
En een metalen geur
Sloeg van de inktpothouders af.
[p. 391]
De lente levert lindegroen:
Op het plein bij het klein kasteel
Drie lindebomen-hoge kronen.
Ik ga van vroeger-koele-schaduw dromen
En van verstrengeld en modelgeknipt
Linden in platgeslagen lange rij
Voor een langgevelboerderij.
[p. 392]
En achter de huizen
De tuinen,
Die we hof noemden
Of boomgaard.
Daarachter paadjes
Tussen meikeverhagen.
Mulders
Heetten deze meikevers.
En jongens
Bewaarden hun gevangene
In lucifersdoosjes,
Plaagden daarmee
Bangelijke meisjes.
Dit toen de zomeravond
Buiten spelen
Bij de mulderhagen
Nog lang was.
[p. 393]
Mijn vader maakte een boomgaard:
Plantte appelbomen en perebomen
En bomen met perziken en pruimen,
Mijn eerste lente.
De zevende lente
Leerde mijn moeder mij:
Wit-elegant is de bloesem van peren,
Appelbloesem daarentegen
Heeft dat kraakhelder wit met fris-roze-rood
Als boerse, hardrode appelwangen.
De dertigste lente
Had de Betuwe
Nog boomgaarden in bloei.
Bezoekers brachten een bloeiende tak
– Gekocht, gebroken van een boom? –
In mijn kamer vol veelkleurige bloemen.
Ik heb driemaal gekeken, nagedacht:
Een tere geelwitte perebloesemtak
In een vaas
In mijn veertigste lente.
Lees de Tirade Blog
Het Grote Voordat
Ik ben altijd een minuut of vijf te vroeg op afspraken; als ik mijn best doe om te laat te komen dan ben ik exact op tijd. Dit heeft allemaal te maken met het Voordat. De omvang van zo’n Voordat is verbonden aan hoe alledaags de afspraak is, hoezeer ik er tegenop zie en hoe...
Lees verderNog niet voorbij te zijn
We waren vroeg opgestaan, Ada (8) en ik. Vandaag zou ze gaan logeren op de Parade in Utrecht. Ada’s nichtje woont daar in een pipowagen op de personeelscamping. Als Ada op bezoek gaat dan krijgen de kinderen passen met Paradekind erop en mogen ze eindeloos in de zweefmolen, onbeperkt dierenpannenkoeken, snoep van de snoepmeisjes en...
Lees verderEen levend werken
Een psycholoog bij wie ik liep vroeg eens hoeveel uur ik per week werkte. Ik had in die tijd een bedrijfje naast mijn schrijverschap, kluste ook nog bij als kok. ‘Een uur of vijfendertig,’ zei ik, en begon te vertellen waar mijn werkweek uit bestond. Toen ik klaar was met mijn opsomming vroeg ze hoeveel...
Lees verder
Blog archief