1.
Een volledige opsomming van A.C. Krusemans archivalia geeft Enschede I pag. in; hierover ook informatie in Handelingen van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde 1894-1895 pag. 40,1899-1900 pag. 77,1900-1901 pp. 95 en 101,19281929 pag. 56 en 1929-1930 pag. 46; in de twee laatstgenoemde afleveringen wordt de ?particuliere correspondentie? behandeld.
2.
De reeds gepubliceerde brieven vindt men in vw ix pag. 273, vw ix pag. 288, vw ix pag. 339 en vw x pp. 506-507. Het origineel van de brief, afgedrukt in vw x pp. 507-508 naar de weergave van Enschede I pag. 566, is eveneens in de Leidse collectie aanwezig onder nummer l 1795-xvii-126; de slotregels wijken af van de reeds bekende tekst, luidende: ?Staande in onze vrijheid en strevende naar wat we goed achten, zullen we elkaar in ‘t oog houden met belangstelling. Dat hoop ik tenminste althans te doen jegens u. Met de beste wenschen reik ik u de hand. AcK.?
3.
Inlichtingen verschaften verder: Doopsgezinde Bibliotheek Amsterdam, gemeente-archief Haarlem, gemeente-archief Den Helder, gemeente-archief Rotterdam, Nederlands Postmuseum Den Haag en Toneelmuseum Amsterdam.
4.
zie H.A. Gomperts, Grensverkeer met kitsch en subliteratuur, Tirade 159, jrg. 14, sept. 1970 pag. 440.
5.
In: Geschriften van Abm des Amorie van der Hoeven jr., Leeuwarden 1857: Nagelaten Leerredenen () voorafgegaan door eene levens- en karakterschets des ontslapenen van de hand zijns vaders, pag. x.
6.
Bleeker was in zijn Haarlemse tijd (1838-1840) lid van het Leidse literaire dispuut ?Belgis Literis Sacrum?; op 21 oktober 1842 schreef Bleeker aan zijn vriend Matthijs de Vries (de latere hoogleraar): ?- Een heerlijk iets, het Tooneel! Ik gaf er gaarne mijn halve tractement voor? (ubl: l 1876).
7.
Brieven, Minnebrieventijd pp. 7-11; vgl. Levensberigt van Pieter Bleeker door hemzelven, Jaarboek Koninklijke Academie van Wetenschappen 1877 pp. 5 e.v.
8.
H. de Leeuwe, Multatuli het drama en het toneel, Amsterdam 1949 pag. 268. Hier is aan dit boek veel ontleend.
9.
o.c. pag. 13; men bracht toen vrijwel alleen Kotzebue en zijn navolgers in vertaling ten tonele.
10.
zie hierachter brief no. 5 pag. 225.
11.
Ensched? II pag. 468.
12.
A.C. Kruseman, Bouwstoffen voor een geschiedenis van den Nederlandschen boekhandel gedurende de halve eeuw 1830-1880, Amsterdam 1886, 2 dln., dl. i pag. xiv.
13.
Mogelijk ter gelegenheid hiervan schreef Dekker een vriendschappelijk gedicht in het album van Kruseman (vw viii pag. 58); een dag later (21 juni 1838) ontving Dekker een album ten geschenke van Bram waarin een vers van diens hand ter herinnering aan hun vriendschap (vw viii pag. 59).
14.
zie hierachter brief no. 1 pag. 217.
15.
Zijn Haagse vriend, de dichter S.J. van den Bergh, schreef hem: ?- Wat gij van mij vergt voor uw volgend werk: streng oordeel – hierop kunt gij staat maken. Door toegevendheid zou men de belovende bloesems doen verstikken in de knop – zij moeten vruchten geven (ubl: l 1795-1-30) en ook: ?( ) ik raad u aan u meer op beschrijvingen toe te leggen – bij uw goeden stijl verraadt ge losheid van schikken? (ubl: l 1795-1-43).
16.
zie hierachter brief no. 3 pag. 219.
17.
E.H. Krelage, De Haarlemse debating society, Haarlem 1935 pp. 6-7 (citaat van een onbekend zakenman uit 1853).
18.
Hildebrand, Camera Obscura, Prisma-ed. Utrecht/Antwerpen pag. 33 (?Een onaangenaam mens in de Haarlemmerhout?).
19.
Brief van W.J. van Zeggelen, ubl: l 1795-ix-49.
20.
Brief van W.J. van Zegglen, ubl: l 1795-ix-50.
21.
Zie Ensched?, bijv dl. II pp. 5, 46 en 434.
22.
E. du Perron, vw Amsterdam 1954-1959, 7 dln., dl. iv (?De man van Lebak?) pag. 198.
23.
J.A. Worp, Geschiedenis van de Amsterdamse Schouwburg, Amsterdam 1920 pag. 255.
24.
H. de Leeuwe, Multatuli het drama en het toneel, Amsterdam 1949 pag. 270.
25.
Zie hierover: A.C. van Waveren, P.T. Helvetius van den Bergh, Amsterdam 1925, bijv. pp. 64-65 en pag. 106. Ook: Ensched? II pag. 275.
26.
Zie hierachter brief no. 5 pp. 224-225.
27.
Zie hierachter brief no. 6 pag. 226.
28.
Zie hierachter brief no. 7 pag. 227.
29.
R. C. D’Ablaing van Giessenburg. Persoonlijke herinneringen door M.- alsmede D’Ablaing’s omgang met Multatuli, Amsterdam 1904 pag. 165. De geciteerde anekdote is hier ongedateerd. A. Horsman in ?Anekdoten over Multatuli?, Amsterdam 1960 pag. 29 plaatste het m.i. ten onrechte in 1854; tenminste, als het incident dat J. Versluys verhaalt in ?Een en ander over Multatuli?, Amsterdam 1889 pp. 51-53, ook in vw x pp. 710-711, inderdaad plaatsvond ?omstreeks 1853?. In bovenvermeld boek over D’Ablaing is een brief van Dekker opgenomen (pp. 7-8) van 26 dec. 1858, die niet is terug te vinden in vw.
30.
Leo Ross, Waarom liet Sjaalman de Aglaia vallen? in: Weerwerk, opstellen aangeboden aan professor dr. Garmt Stuiveling ter gelegenheid van zijn afscheid als hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, Assen 1973 pp. 136-142.
31.
Zie hierachter brieven no. 9-11, pp. 228-230.
32.
Zie over de kwestie-Hasselman: P. Spigt, De ballingschap van Multatuli (1865-1868), Laren [1944], J. Saks, Busken Huet en Potgieter, Rotterdam 1927 en G. Termorshuizen, Busken Huet en het ?geval-Hasselman? na honderd jaar, in: De gids 1969 pp. 139-149; verder: H.A. Ett, Een zevental brieven van Conrad Busken Huet, in: De gids 1949 pag. 214.
33.
Brief bewaard door de heer A.C. Nieuwenhuyzen Kruseman in Den Haag.
34.
Multatuli, Genie en Wereld, Hasselt 1970 pag. 22.
35.
ubl: l 1795-xii-27.
36.
A.C. Kruseman, Bouwstoffen voor een geschiedenis van den Nederlandschen boekhandel gedurende de halve eeuw 1830-1880, Amsterdam 1886, 2 dln., dl. 1 pag. 401.
37.
Dit artikel is een bewerking van een deel van de doctoraalscriptie, geschreven onder leiding van prof. H.A. Gomperts aan de Rijksuniversiteit te Leiden (1973-1974).
1.
Boven ?heiligende, vergevende behoudende? plaatste P.D.D. resp. 3, 1 en 2; ter verandering van de woordvolgorde?
1.
onder ?herhaald heeft? schreef Dekker resp, 2 en 1, mogelijk ter wijziging van de volgorde.
1.
toefluisteren is dubbel onderstreept.
2.
hier staat een potloodhaakje corresponderend met een notitie van Kruseman onderaan de pagina: (dat is Ed Douwes Dekker), die echter werd doorgehaald en vervangen door de verwijzing: Zie adres. Daar is aangetekend (eveneens door Kruseman) : de ?zeker iemand? is E. Douwes Dekker.