Over dit hoofdstuk/artikel

Arnold Heumakers


1.
Zie: Tirade nr. 228/229, sept./okt. 1977 (?Het Onvoltooide?), p.p. 539-555.
2.
De cijfers tussen haakjes verwijzen naar de Pleiade-editie van Stendhals werken: iRomans et Nouvelles, t. 1; iiRomans et Nouvelles, t.2; iiiOeuvres Intimes; ivVoyages en Italie. Aangezien mij van de werken, waaruit ik in dit essay citeer, met uitzondering van de Chartreuse geen Nederlandse vertalingen bekend zijn, heb ik waar mij dat wenselijk leek zelf voor een, hopelijk niet al te gebrekkige, vertaling gezorgd. De citaten uit de Chartreuse worden gegeven in een vertaling van Elisabeth de Roos uit 1948.
3.
Histoire de la Peinture en Italie, t.2. Ed. Le Divan. Paris, 1929. p. 191-2.
4.
Jean Pr?vost. La Cr?ation chez Stendhal. Coll. Id?es. p.431.
5.
Jean-Pierre Richard. Stendhal et Flaubert. Litt?rature et Sensation. Paris, 1970. p. 23.
6.
Histoire de la Peinture en Italie, t.1. p. 161.
7.
De l’Amour. Ed. Garnier-Flammarion. p. 58.
8.
Victor Brombert. Stendhal: Fiction and the Themes of Freedom. New York, 1968. p. 139.
9.
Ibid., p.p. 97, 153.
10.
Richard. Op.cit., p. 20.
11.
Als basis voor de Chartreuse gebruikte Stendhal een kroniek uit de zestiende eeuw over de jeugd van Alexander Farnese, de latere paus Paulus iii. Toen hij de ingeving kreeg deze kroniek te verplaatsen van de zestiende naar de negentiende eeuw, was zijn roman geboren.
12.
Correspondance, t.3. Ed.Pleiade. p. 398.
13.
Judd D. Hubert. The Devaluation of Reality in the Chartreuse de Parme. In: V. Brombert (Ed.) Stendhal. A Collection of Critical Essays. Englewood Cliff, N.J., 1962.
14.
Gilbert Durand. Les D?cors Mythiques de la Chartreuse de Parme. Paris, 1971. p. 228.
15.
M?langes Intimes et Marginalia, t.2. Ed. Le Divan. Paris, 1936. p. 381.
16.
Vie de Napol?on (1818). Ed. Champion. Paris, 1929. p. 18.
17.
Dat Cl?lia aan het eind van de roman een zoon baart, van Fabrice, doet aan deze kwaliteit niets af. Binnen de ?oedipale driehoek? zou zij een moederrol vervullen voor Sandrino, nooit voor Fabrice. De moeder-minnaressen hadden allen kinderen van andere mannen.
18.
Het is bekend dat Stendhal het einde van de Chartreuse, op verzoek van zijn uitgever, heeft ?vervroegd?, opdat de roman in twee delen zou kunnen worden uitgegeven. Ik meende echter niet dat het nodig was dit buiten-tekstuele gegeven, dat slechts tot vruchteloos speculeren had kunnen leiden, in mijn analyse te betrekken. De tekst ligt er per slot van rekening zoals hij is en dat een langer slot mijn analyse tot wezenlijke veranderingen zou hebben gedwongen, leek mij niet erg waarschijnlijk. Men vergeve mij deze speculatie.
19.
Durand. Op.cit., p. 148-9.
20.
Ook Lucien Leuwen kan zich zijn toekomstig geluk met madame de Chasteller slechts voorstellen binnen een ?besloten? perspektief. Zie b.v.: 1, 1362.
21.
Victor Brombert. La Prison Romantique. Essai sur l’Imaginaire. Paris, 1975. p. 69.