Over dit hoofdstuk/artikel

Henk Romijn Meijer


1.
?De geest van de tijd, wanneer of waar dan ook, wordt niet alleen bepaald door, maar is de geest, de instelling, de houding en in het algemeen het bereikte stadium in de culturele evolutie van de mens die dan en daar leeft. Om een werkelijk inzicht in de geest van de tijd, d.w.z. een tijdsbeeld te krijgen, moet men de essentie leren begrijpen van de phase van ontwikkeling waarin de geest van de mens, dus de mens zelf, van die tijd en op die plaats verkeert. Zonder dit inzicht zal men nooit uitkomen boven het sleutelen aan de symptomen van wat de mens, dan en daar, mankeert, en nooit komen tot therapie of zelfs maar diagnose van het mankement.? Aanhef van de uitnodiging tot deze avonden, in het vervolg aangeduid als ?de brief? en getekend door de organisator Oscar van Leer.
2.
Hans Verhagen, auteur van Sterren, cirkels, bellen, ?een dichtbundel die op geen eigentijdse salontafel mag ontbreken? (flap), een dichter met een ?virtuoos maar ingehouden taalgebruik?, zei dadelijk bij de voorbespreking: de kunstenaar van nu wil een zo groot mogelijk publiek bereiken. Om te laten zien hoe de kunstenaar van nu dat doet, liet Verhagen, ter illustratie van zijn poezie, een popgroep aanrukken die een week te voren uiteengevallen was en waarvan een tijdlang alleen reusachtige versterkers waren te zien ten behoeve waarvan het kasteel drie dagen eerder was afgebroken en weer opgebouwd. Nadat het zo groot mogelijke publiek drie kwartier had gewacht, verscheen er een jongen die met zijn rug naar de mensen op een gitaar ging tokkelen. Toen nog weer flink wat later Verhagen aantrad aan het hoofd van zijn uiteengevallen jongens maakte hij, ?virtuoos en ingehouden?, een statementje, waarin hij zei dat hij te laat was en dat zijn popgroep een week te voren uiteen was gevallen, dat de equipment niet op peil stond en dat allerlei andere factoren ertoe zouden bijdragen dat het niet best zou gaan. Toen las hij o.a. zijn cyclus Kanker voor, bij gitaren en roffelende trommels. Achteraf bleek dat sommige aanwezigen die muziek niet werkelijk nodig hadden gevonden. Gevraagd waarom die kitschige trommels zijn indringende Kanker kwamen verzieken, merkte Verhagen op, dat een dosis ?gezonde kitsch? altijd op zijn plaats is. Dit stelt ons voor het probleem: wanneer trommels gezonde kitsch zijn, wat is dan zieke kitsch? Maar omdat Verhagen evalueren beschouwt als een ouderdomsverschijnsel, mag ik hier niet verder op ingaan.
3.
Het blijft me intrigeren, verbazen, ook wel een beetje beangstigen, dat Wij Wakkere Wijdvertakte Kunstenaars ons zonder slag of stoot beschikbaar stellen om benarde miljoenairs een middel aan de hand te doen om de tijd van zijn geestesziekte te genezen. Misschien ben ik overgevoelig op dit punt.
4.
?… het destilleren van het gemeenschappelijke uit al ‘s mensen uitingen en gedragingen.? De brief stelt dit als een moeilijke taak. ?Nu is het natuurlijk vanzelfsprekend, dat de verschillen tussen uitingen in de diverse takken van kunst talrijk en niet alleen maar oppervlakkig zijn. Echter, het komt mij even zo vanzelfsprekend voor, dat wat deze verschillende kunstuitingen van eenzelfde periode uit eenzelfde omgeving gemeen hebben, datgene is wat men zou kunnen indentificeren als het wezenlijke kenmerk van het stadium van ontwikkeling door de mens dan en daar bereikt, hetgeen men dus de essentie van die bepaalde tijdgeest zou kunnen noemen.? Maar natuurlijk is het vanzelfsprekend dat je het wezen van het stadium van de mens van dan en daar kunt identificeren als de essentie van de geest van de tijd!
5.
?The echo of a sound?. Alexander Pope: ?The Dunicad?, book IV r 322 (1742), The Poems of Alexander Pope, ed. John Butt, Methuen, Londen 1963.
Bijvoorbeeld multi- of eindeloos-interpretabel: de bonte parasol waarmee Hans Verhagen zijn ongrijpbare brein tegen lastige vragen beschermt. Kon zijn cyclus Kanker als tragedie worden uitgelegd? Ja, dat kon. Als komedie? Ja zeker, dat kon ook. Staken die interpretaties elkaar geen spaak in de wielen? Nee, juist niet! Zodat mijn interpretatie wel een van de vele eindeloze juiste zijn moet: naar mijn inzicht is Kanker een voor Veronica geschikte tekst ten bate van een ziekte die nauwlijks aanbeveling behoeft. Hier ligt dan mijn kritiek: de soms wel ironisch ?gevreesde ziekte? genoemde kanker vraagt niet wezenlijk om reclame, behartigt zijn eigen belangen, verkoopt zichzelf gemakkelijk zonder prikkels van buiten, uitsluitend op kwaliteit – zijn populariteit zal onder druk van Verhagens cyclus niet wezenlijk toenemen, iets dat bijvoorbeeld wel is gebeurd onder invloed van de ?virtuoze maar ingehouden? haiku ?krijg de kanker?. Het streven naar eindeloze interpretabiliteit blijft inmiddels aanbevelenswaardig voor de vele noodlijdende kunstenaars onder ons. Immers, elke interpretatie schept zijn eigen aanhang, elke uitleg vult tenminste ??n tribune en, ruw geschat, zal een gemiddeld kunstenaar 4 ? 5 weken van ??n enkele interpretatie rond kunnen komen, zodat de ?eindeloze interpretabiliteit? in elk geval gelijk staat aan een lijfrente, en mogelijk, wie weet, aan betaalde onsterfelijkheid.
6.
zie noot 2.
7.
Philip Larkin: ?MCMXIV?, uit The Whitsun Weddings, Faber & Faber, 1964, p. 28.
8.
Om aan deze wantoestand een einde te maken, en te bereiken dat binnen afzienbare tijd de democratisering van de kunst zal zijn voltooid, geef ik hier graag in overweging het onder rijkstoezicht laten werken van kunstenaars en daarbij aansluitend het van staatswege onteigenen van aldus ontstane kunstwerken, ten hoogste drie dagen na voltooiing. Bij dit onteigenen zal de kunstenaar een vorstelijke, althans koninklijke som geld ter hand worden gesteld. De kunstwerken welke de staat zich zo heeft toege?igend, zullen, voordat de actualiteit ervan is verstreken, vermenigvuldigd worden en uitgedeeld onder de armen, zoals vroeger oud brood en rotte aardappelen.
Het origineel van elk onteigend kunstwerk zal op staatskosten worden vernietigd, om te bereiken, dat elke copie even oorspronkelijk zijn zal als elke andere. Dit is rechtvaardiger dan wat bijv. W.A.L. Beeren, hoofdconservator van het Stedelijke Museum te Amsterdam, voorstaat, nl. dat ?wij weldra even gemakkelijk een prent uit een automaat (zullen) kunnen trekken als een plaat horen uit een jukebox.? (Kunstcommunicatie I, Hollands Maandblad, maart 1966). Hoewel ik mijzelf graag, met W.A.L. Beeren als gelijkwaardig partner, aan het hoofd geplaatst zag van een bloeiend verenigd automaten- en jukebox-concern, ben ik pessimistisch over de uitvoering van deze democratiseringsgedachte. Denk alleen eens aan de onderlinge ruzies die het automatenplan wel teweeg moet brengen! We zouden onmogelijk kunnen garanderen dat iedereen overal ten allen tijde even uittrekbaar zijn zal, en wanneer wij, om een voorbeeld te noemen, het ?absoluut controleerbare? werk van de gloedvolle Ad Dekker op een gunstig tijdstip in een vuurrode machine beschikbaar zouden maken op de Martelaarsgracht, tien tegen ??n dat hij zou roepen dat hij uitsluitend op de Heiligeweg getrokken wenst te worden! Het is zelfs niet ondenkbaar, dat hij zich dreigend op zou stellen bij de gewraakte machine, gereed om elke kunstliefhebber die daar iets van hem zou durven trekken in elkaar te stampen. En zelfs wanneer wij al de automaten van ons concern bijv. steeds ??n maand met hetzelfde product zouden vullen, om zo, voordat wij overgaan op de volgende vette kluif, een re?le verzadiging bij het kunstlievend publiek te doen postvatten – zelfs dan zou Dekker, en veel ?objectieve? vrienden en collega’s met hem, onbevredigd zijn en volhouden dat juist die maand, door zijn natuurlijke gesteldheid en zijn ligging ten opzichte van andere maanden, zich bij uitstek lenen zou om de mensen van zijn werk te doen kokhalzen. En de kwade reuk, die er zo van de regelmatig ververste au tomaten uit zou gaan, zou ons onherstelbare financi?le schade kunnen toebrengen!
9.
Zo deelde Verhagen de Beatles in perioden in. Het begint erop te lijken dat ik iets tegen Verhagen heb, maar dat is niet zo.
10.
Dit roept om een voetnoot. ?Waarom is een peer, die ik opeet geen kunst en een peer die ik geschilderd heb wel kunst,? schreef Reinier Lucassen. In een discussie stelde een gitarist van Verhagens uiteengevallen popgroep:
?Kunst – is wat mij boeit.? Volgens deze strenge maatstaf kon, wat hem betreft, zelfs Debussy’s muziek tot kunst worden gerekend. E?n uitzondering die vermeldens waard is maakte hij. ?Ik heb de hele avond geboeid naar Prinses Beatrix zitten kijken, maar dat is geen kunst!? zei hij, in het midden latend, of zijn dat sloeg op het kijken naar, of op de Prinses persoonlijk. In het laatste geval zou zijn opmerking als illustratie kunnen gelden van de peer-theorie van Reinier Lucassen.
11.
Dit is gewoon waar, ik heb er niets aan toe te voegen.
12.
Deze stelling lokte scherp protest uit van W.A.L. Beeren. Hij voelde zich persoonlijk aangevallen en noemde mij, als tegenprestatie, een ?humoristisch realist?. Gelukkig ontdekte ik dat Beeren schrijven kan dat het kunstenaarschap zich afspeelt (sic) ?in het atelier waar verf gemengd wordt met zweet? (H.M. maart 1966), zodat ik in hem een Naturalist durf begroeten, tenzij Beeren doelt op een goedkope manier om verf te verdunnen. Als humoristisch realist doe ik hem graag een definitie aan de hand: De avantgarde is het grapje dat geen grapje verdraagt.? Inmiddels blijft het moeilijk te ontkennen dat wat Beeren avantgarde noemt offici?le, door musea geaccepteerde kunst geworden is, ik neem tenminste aan dat hij zijn Stedelijk niet beschouwd als een armetierig schuurtje ergens op een door de samenleving verbeurd verklaard eilandje.
Dat Beerens idee?n over wat nieuw en revolutionnair is clich?matig en modieus zijn is inmiddels voor mij even evident als het voor Beeren zijn moet dat ik als oude koe geboren ben. In Harold Rosenberg’s The Tradition of the New (blz. 76) vond ik iets dat Beeren zich wat mij betreft persoonlijk aan mag trekken: ?The decision to be revolutionary usually counts for very little. The most radical changes have come from personalities who were conservative and even conventional – a powerful recoil from the radical present threw them backwards, so to speak, into future. The artist who engages himself with angels or stained glass windows may produce innovations as devastating as the designer of a new cosmos in plexiglass.?
13.
Gesprek tussen twee jonge boekverkopers, afgeluisterd in een befaamde literaire boekhandel:
Zij: Ik ben Dostojefski aan het lezen, ik wist niet dat hij zo fijn was!
Hij: Dostojefski fijn? Die schrijft toch van die dikke boeken?
Zij: Ja, maar ze zijn zo fijn! Ik heb Misdaad en straf gelezen en nu –
Hij: Nou, ik dacht dat we over dat soort boeken wel een beetje heen waren, hoor! Ik dacht dat we het nu wel wat vlugger konden!
Zij: Je gaat er juist zelf zo van nadenken!
Hij: Nou, maar als ik langer dan tien minuten over een boek moet nadenken lees ik het niet, hoor!
14.
Zie noot 5.
15.
Dit is weer zo’n feit waaraan ik niets heb toe te voegen.
16.
Dus toch een avantgarde?? De geest die op zichzelf vooruit loopt? Of is dit weer een streek van een ?humoristisch realist?? Of wordt hier bedoeld: de voorbloei van de nabloei? Vermoedelijk staan hier twee zaken lijnrecht tegenover elkaar: het vertrouwen dat we ergens heen hollen (Beeren), en het geloof dat we nergens heen hollen (ik). Het laatste wordt zal ook hierover nog wel niet gezegd zijn, ondanks deze noot!
17.
Achter dit verzinsel verschanste zich een van de genodigden. Wat mij daarbij dwars zat was dat deze preutse haan onze discussie durfde kleineren door van ?al dit gekibbel? te praten. Nu denk ik alweer filosofisch: het zal wel het soort man geweest zijn die dat soort dingen zegt. Nieuw was voor mij de suggestie dat ?de autonomie van het kunstwerk? vrede sticht.
18.
Zodra ik uitgelezen was stormde briefschrijver Oscar van Leer op mij af, met uitgestoken vuist, niet om mij, zoals ik verwacht had, wegens persoonlijke belediging de genadeslag te geven, maar om mij, integendeel, warm de hand te schudden, en warme bijval te betuigen met al de idee?n die ik naar voren had gebracht. En zo beleefde ik, al dreigde alles mis te gaan, toch nog een ogenblik van triomf, ruimschootse compensatie voor de afkeurende blikken van onze minister van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk mej. Dr. M.A.M. Klomp?. Zelden heb ik een gewoon mens zo frikkerig zuur en misprijzend zien kijken als onze minister van o.a. recreatie bij al dit gekibbel.
Zou dat ?grote souteneur? haar onaangenaam in de oren hebben geklonken? Maar wat een onzin! Niemand weet toch immers wie dat is!