Over dit hoofdstuk/artikel

Gerard Visser

over Martin Heidegger

over Francis Ponge


1.
Francis Ponge, La rage de l’expression, ?ditions Mermod 1952, p. 125.
2.
Ponge, Legrand recueil, M?thodes, ?ditions Gallimard 1961, p. 41.
3.
Ponge, La rage de l’expression , p. 130.
4.
Friedrich Nietzsche, S?mtliche Werke, Kritische Studienausgabe in 15 B?nden (ksa), Hrsg. von Giorgio Colli und Mazzino Montinari, Berlin-New York 1967-1977, Band 13, p. 357.
5.
Ponge, M?thodes, p. 269.
6.
Nietzsche, Die fr?hliche Wissenschaft, no. 269.
7.
Nietzsche, ksa, Band 13, p. 139.
8.
?De zin niet in de dingen zoeken, maar hem erin stoppen.? (Nietzsche, ksa, Band 12, p. 238.
9.
Ponge, La rage de l’expression, p. 12.
10.
Ponge, Le parti pris des choses, ?ditions Gallimard, p. 119.
11.
Ponge, M?thodes, p. 246.
12.
Ponge, La rage de l’expression, p. 94.
13.
Martin Heidegger, Die Frage nach dem Ding, T?bingen 1975, p. 31.
14.
Heidegger, Vortr?ge und Aufs?tze, Pfullingen 1978, p. 160.
15.
Ibid., p. 162.
16.
Ponge, Le parti pris des choses, p. 195. In ?Rh?torique?, uit 1929-1930, zegt hij: ?De woorden zijn allemaal af en brengen zichzelf tot uitdrukking: nooit mij. Zelfs daaraan stik ik.? (Ibid., p. 157) Nooit mij, d.w.z. nooit datgene waarin het ding mij heeft getroffen.
17.
Ponge, M?thodes, p. 224, vgl. 276.
18.
Hugo von Hofmannsthal, Gesammelte Werke in Einzelausgaben, Proza ii, S. Fischer Verlag 1951, p. 22.
19.
Ponge, Le parti pris des choses, p. 189.
20.
Ponge, Pratiques d’?criture ou l’inach?vement perp?tuelle, Paris 1984, p. 19.
21.
Ponge, M?thodes, p. 36.
22.
Ponge, Pratiques d’?criture ou l’inach?vement perp?tuel, p. 26.
23.
Ponge, La rage de l’expression, p. 90.
24.
Heidegger, Vortr?ge und Aufs?tze, p. 162.
25.
Een vraag die des te meer klemt wanneer men zich bedenkt dat een bepaalde opvatting van het ding, die wij als vanzelfsprekend ervaren – maar dat misschien ten onrechte, ook speelt in de grammatica. Want vinden we de bouw van het ding in de traditionele opvatting van het ding als drager van eigenschappen niet terug in de structuur van de uitspraak als een subject waaraan wij predikaten toekennen? Ik verwijs naar de vragen die Heidegger opwerpt, in de ?Einleitung? van ?Die Frage nach dem Ding? en in ?Der Ursprung des Kunstwerkes?, ten aanzien van deze bepalingen, die fundamenteel zijn voor de aard van het Europese denken.