Over dit hoofdstuk/artikel

Charles B. Timmer

over Daniil Charms


1.
Charms – de Ch uit te spreken als de g van goed.
2.
Daniil Charms. Sjto eto bylo? Samengesteld door N. Chalatov. Moskou 1967.
3.
V. Zavalishin, in: Novoje Roesskoje Slovo (Het Nieuwe Russische Woord) 1972: 26/3.
4.
L. Pantelejev. Zjivyje pamjatniki (Levende monumenten). Moskou-Leningrad 1966, pp. 209-210.
5.
Gepubliceerd in het Engels in: George Gibian. Russia’s Lost Literature of the Absurd. London 1971. Voorts in: Oxford Slavonic Papers, 1970, vol. III en gedeeltelijk in Grani, 1971: 81.
6.
Cf. A. Makedonov. Nikolaj Zabolotski. Leningrad 1968, p. 36.
7.
Daniil Charms. F?lle. Prosa, Szenen, Dialoge. Aus dem Russischen mit einem Nachwort von Peter Urban. Frankfurt/M 1970, p. 107.
8.
Volgens Roman Jakobson in zijn inleiding tot zijn Th?orie de la litt?rature (ed. Todorov, 1965): ?ostranenije (vervreemding) is de essenti?le verandering in de relatie tussen het betekenisvolle (le signifiant) en het genoteerde (le signifi?).
9.
De term ?mini-stories? is van George Gibian, op. cit., p. 39.
10.
V. Kaverin. Moi sobesedniki (Mijn gesprekspartners). Moskou 1973, p. 71.
11.
Vladimir Lifsjits. Mozjet bytj prigoditsja (Het komt misschien van pas) in het tijdschrift Voprosy literatoery (Problemen van de literatuur), 1969:1, pp. 242-243.
12.
L. Pantelejev, op. cit., p. 384.
13.
De afbeelding op de omslag is hoogstwaarschijnlijk een vergroot detail van de toen door Levin gemaakte foto.
14.
George Gibian, op. cit., p. 8.
15.
Boris Sloetski. O Charmse (Over Charms), in Joenostj 1968:9, p. 106.
16.
Stenografitsjeski ottsjot. Pervyj vsesojoeznyj s’ezd sovetskich pisatelej. Moskou 1934. Het betreffende verslag begint op p. 170 met: ?Pasternak werd met luid applaus verwelkomd.?
17.
Kornej Tsjoekovski. Ot dvoech do pjati (Van twee tot vijf.) Moskou 1962.
18.
Uit Albert Soergel. Dichtung and Dichter der Zeit, geciteerd in: Grani 1971:81, p. 57.
19.
A. Makedonov. Nikolaj Zabolotski. Leningrad 1968, pp. 42-43.
20.
In het maandblad Novyj Mir (De nieuwe wereld) van 1965:5, p. 149. Deze hele passage ontbreekt in de memoires van Pantelejev uit 1966, Levende monumenten, cf. p. 209. Binnen een jaar tijds waren deze gegevens blijkbaar niet ?levend? meer.
21.
Harrison E. Salisbury. The Siege of Leningrad. London 1969, pp. 170-171.
22.
Cf. George Gibian, op. cit., p. 3.
23.
Geciteerd door D. Ivanova. Mir Gennadija Ajgi – tisjina (De wereld van Gennadi Ajga is stilte) in het tijdschrift Grani 1970:74, pp. 166-167.
24.
Cf. George Gibian, op. cit., p. 3.
25.
Three Young Rats and other Rhymes. Drawings by Alexander Calder. Ed. and with Introd. by James Johnson Sweeney. New York 1946.
26.
Cf. Russian Review, april 1972, p. 212.
27.
Cf. Russian Review, january 1973, p. 114.
28.
Vladimir Nabokov. Poems. London 1961, p. 41f.
29.
Vgl. bijvoorbeeld de eerste 24 regels van Samuel Beckett De verdrevene, in Maatstaf, sept./okt. 1973, p. 19.
30.
N. Chalatov, op. cit., paragraaf 5.
31.
Andrej Amaljrik. Pjesy (Toneel). Amsterdam 1970, p. 7.
32.
Cf. Novoje Roesskoje Slovo (Het nieuwe Russische woord) 28 maart 1971, p. 5
33.
Ibidem, 4 augustus 1973, p. 3.
34.
Peter Bichsel. Kindergeschichten. Neuwied/Berlin 1969, p. 81.
35.
Laatstelijk in het maandblad Voprosy literatoery (Problemen van de literatuur) in 1973, No. 11.