Over dit hoofdstuk/artikel

W.A.M. de Moor

over J. van Oudshoorn


1
Brief aan mij d.d. 5 april 1972.
2
Over Feijlbriefs zelfverdediging, met name voor de Eereraad voor de Letterkunde op 12 februari 1946 kom ik te schrijven in het slotdeel dat in een volgend nummer van Tirade zal verschijnen.
3
Politie te ‘s-Gravenhage, Afd. Politieke Recherche, Dienst A, Dossier No. 28634, in Map DVK 177/26 (RvO).
4
Het doorslag van deze overeenkomst bevindt zich bij het bovengenoemd procesverbaal, zie 3.
5
Zoals later blijken zal moet Feijlbriefs weergave van de uitspraak op zijn minst een vertekening worden genoemd.
6
Dit werd op zaterdag 23 november 1946 bekend. Het conflict kwam duidelijk voort uit de overgangssituatie waarin men verkeerde: van het ongeschreven recht om confraters als confraters uit te sluiten tot het door de wetgever bepaalde recht. Het betekende in de praktijk dat men door de wet van 5 april 1946 lang niet altijd meer kon tegemoet komen aan het rechtsgevoel van de burgers, maar anderzijds enigszins onbillijke veroordelingen – men denke aan de veel te zware straf voor J.W.F. Werumeus Buning – kon voorkomen. Tegenover Het Parool gaf Prof. Dr. J. Tielrooy tekst en uitleg van het aftreden der ereraad voor de letterkunde:? (hij) herinnerde eraan, dat de eereraden door het Militair Gezag waren ingesteld en bekrachtigd door de wet betreffende de zuivering van kunstenaars van 5 April ’46, waarbij tevens de Centrale Eereraad werd ingesteld. De eerste ongerustheid ontstond, toen een deel van den eereraad voor de muziek zijn functie neerlegde naar aanleiding van de vrijspraak door den Centralen Eereraad van Cor de Groot en Flipse. In de vrees, dat ook ons werk op deze wijze zou worden gedesavoueerd, hebben wij er toen over gesproken om ons werk neer te leggen. Tegelijk werd het ons bekend, dat de architect Haakman Wagenaar, die door den Eereraad voor de architectuur tot 10 jaar was veroordeeld, in hooger beroep slechts een berisping had gekregen. Haakman Wagenaar, fel NSB-er en lid van den voormaligen Kultuurraad, liet zich door het Rijkscommissariaat den herbouw van Zeeland opdragen, kreeg uit dien hoofde een geschil met de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg, wist zijn zin door te zetten met behulp van den bezetter en bracht het leven van de leden van genoemde commissie in gevaar! Nauwelijks hoorden wij, dat de Eereraad voor de architectuur voornemens was af te treden, toen ons ter oore kwam, dat de letterkundige, dr. K.H. de Raaf, door ons veroordeeld tot uitsluiting tot Januari ’51, was vrijgesproken. ?Dit heeft den doorslag gegeven?. (Het Parool, maandag 25 november 1946).
7
Hugo Paul Uhlenbusch, Leonidas de Overwinnaar. Oorspronkelijke titel: Der Sieger. Vertaling J. van Oudshoorn. Schouw-Reeks nummer 3. Uitgeverij De Schouw, ‘s-Gravenhage (september) 1934, 88 blz., 14.5 ? 20.5 cm.
8
Th. Wink, De Uitgeverij en de Boekhandel, in: Onderdrukking en Verzet, II, blz. 572.
9
Blunck aan Wilhelm Ihde, 14 juni 1941, geciteerd bij Hildegard Brenner, Die Kunstpolitik des Nationalsozialismus, Reinbek, 1963, blz. 270. De schrijfster geeft als bron: Berlin Document Center, Reichskulturkammer – Dr. H.F. Blunck.
10
Brenner, o.c., blz. 270.
11
Brenner, o.c., blz. 154.
12
Satzung der Europ?ischen Schriftsteller-Vereinigung, DVK 26, Kultuurkamer, portefeuille Letterengilde (RvO).
13
In: Hermann Kunisch, Handbuch der deutsche Gegenwartsliteratur, Munchen, 1965, blz. 149.
14
In: Kunisch, o.c., blz. 711.
15
Zoals de ?Kampfbund f?r Deutsche Kultur? deze joodse auteurs noemde in een brief aan de minister d.d. 16 maart 1933, waarin zij aandrong op hervorming van de academie. Brenner, o.c., blz. 172. Berlin Document Center – Kampfbund f?r Deutsche Kultur.
16
Briefhoofd: Europ?ische Schriftsteller-Vereinigung. Feijlbrief vroeg zich, blijkens een notitie, af of H.C. zich niet in de datering vergist had en 8.5.1943 had geschreven waar het 8.6.1943 moest zijn (VOA).
17
Brenner, o.c., blz. 112-113.
18
Door J.C.G. Wesseling geciteerd in Onderdrukking en verzet, II, blz. 513.