Miniatuurrampje in de Pacific

(De wereld in stukken 11)

Waar kijkt een Paaseilandhoofd naar? De enorme beelden stonden aan de buitenkant van het eiland, aan de kuststrook opgesteld en keken naar binnen, landinwaarts. Ze keken vermoedelijk onder meer naar enorme kippenhokken. Want naast de moai, de hoofden zelf, en de ahu, de enorme platforms waarop ze geplaatst werden en de pukao, de versierende ‘hoeden’ die ze droegen, zijn vooral de buitenproportionele kippenverblijven tekenend voor dit geïsoleerde pacifische eiland.

De gemeenschap van Polynesiërs woonde er vanaf ongeveer 900 na Christus. Het eiland was over de clans verdeeld als een taartvorm: smal landinwaarts en een redelijk brede kuststrook had je als clan, waar je moai stonden – vermoedelijk belangrijke voorouders die je vroeg goed voor alles te zorgen en die misschien wel groter moesten worden naarmate de problemen groter werden. En die werden groter.  

De clans konden lang redelijk goed met elkaar opschieten: er is een centrale steengroeve met fantastisch steen: Rano Raraku, waar vrijwel alle moai vandaan komen. Omdat het eiland redelijk vlak is, zonder veel kloven kunnen de beelden goed over het eiland gedistribueerd worden, maar de clans moeten goed met elkaar overweg hebben gekund, want je trekt je moai dus altijd over het land van verschillende andere clans.

Door onderzoek naar bijvoorbeeld oude storthopen weten we van alles over hun leven: maar 23% van alle etensresten die gevonden zijn bestaat uit visafval, op andere Polynesische eilanden is dat 90%. Omdat de zee diep afloopt direct vanaf het eiland, is vissen lastiger dan bij koraaleilanden. Ze aten redelijk veel loopvogels, andere zeevogels en vooral dolfijnen, die met grote kano’s gevangen werden. Omdat zoet water niet veel voorhanden was dronken ze ook veel suikerrietsap, wat geleid heeft tot echt veel tandproblemen. Naast alle rottigheid die ze nog te wachten stond hadden ze veel kiespijn, ocharme! Nog een eigenaardigheid van deze mensen: ze cremeerden hun doden aan de achterzijde van de ahu, de platforms waar de moai opstonden. Iets waar erg veel brandstof voor nodig is. Andere Polynesiërs begraven hun doden.

Jared Diamond verzamelde veel wetenschappelijk onderzoek van velerlei aard (welke zaden, pollen vond men, storthopen op archeologische vondsten, vogelsoorten, taaldateringstechnieken, etc.) in zijn boek Collapse en dit is zijn analyse. De steeds grotere moai moeten voortgekomen zijn uit een combinatie van ouderwets ‘wie heeft de grootste’ en steeds grotere problemen die bezworen moesten met hulp van voorouders. De economie die deze buitenissige beeldenfabricatie mogelijk maakte moet over de 300 topjaren van de Paaseilanders een 25% extra beslag hebben gelegd op de voedselvraag: monden van sjouwers, steenhouwers, touwslagers etc. die gevuld moesten worden zonder dat ze zelf actief bijdroegen aan de voedselproductie.

Op zeker moment is er een kantelpunt geweest in de houtvoorziening. Het eiland was zwaar bebost, onder meer met de gigantische Cileense wijnpalm, met het sap waarvan je wijn kunt maken en waaruit je grote kano’s kunt snijden. Op een dag velt een Paaseilander de boom die de zaak doet kantelen: vanaf dan net te weinig bomen over voor een gezonde houtproductie. Nu gaat het bergafwaarts: intensief gebruik van hout voor boten, vervoer en productie van moai en ahu, crematie, wijnproductie. Als het hout op is stagneert de moai bouw, in de groeve blijven de werktuigen liggen. Geen boten meer voor dolfijnjacht, men eet veel ratten, stookt zich warm met gras en mos in redelijk koude winters. Wat een narigheid. Woede en onmin zorgt voor beeldenstorm: moai worden van ahu getrokken en breken.

Op 5 april 1722, eerste Paasdag, vaart Jacob Roggeveen langs en ziet een klein clubje bekommerde mensen. En neemt niet waar wat we terugkijkend kunnen zien en wat verontrustend veel op onze eigen situatie lijkt: een ecologische ramp, een te intensief gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Niet door hebben gehad waar het kantelpunt was… Gewoonten waarover beter nagedacht had moeten worden. Intussen lijkt elke moai de ironie van de kwestie wel in te zien…

[…] Boven hun hoofden heeft de wind de wolken
weggemaaid. Ook de engelen moeten staan
vandaag. In eindeloze rijen. Duwend
en zwetend in hun jacht op de laatste
restjes: hamsterwoede voor de dag van morgen.

L.F. Rosen (uit: Paaszaterdag)

Lezen

Jared Diamond Collapse. How society choose to Fail or Succeed.

Naar kaart 12

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.