Ode

Het lijvige artikel van Bas Heijne over het werk van Louis Couperus dat gisteren in de NRC-boekenbijlage verscheen, zorgde ervoor dat ik sinds tijden weer iets van de grootste Nederlandse dandy-schrijver las. Het is dit jaar 150 jaar geleden dat hij werd geboren. Om dat te gedenken haalde ik zijn novelle De ode van de plank, en werd ik me gaandeweg het lezen steeds bewuster van het feit dat de pompeuze Couperus niet te vergelijken is met de schrijvers van wie hij de kunst heeft afgekeken.

De ode, zoals meer van zijn verhalen vrijelijk gebaseerd op een historisch gegeven uit de klassieke oudheid, speelt zich af tijdens de Olympische Spelen. De hetaere (‘gezelschapsdame’, niet ‘hoer’) Callirhoë komt naar Olympia om haar liefdesverlangen te stillen. Zij heeft al eerder haar oog laten vallen op een van de deelnemers aan de vijfkamp, Xenophon, heerser van Korinthe. Omdat het toernooi alleen toegankelijk is voor mannen, verkleedt Callirhoë zich als jongen, en zo lukt het haar om alle vijf wedstrijden bij te wonen. Het wordt een zegetocht voor Xenophon. Na zijn huldiging die avond zondert hij zich, bezwaard door zijn populariteit, af: ‘ik wilde ademen, hier, in de stille eenzaamheid…’ Maar Callirhoë gaat hem achterna – hun liefde moet bezegeld, niet in Olympia maar ‘te Korinthe…!’.

In De ode is een substantiële rol weggelegd voor de lieddichter Pindarus (ca. 520-440 vóór); het verhaal is nota bene geschreven naar aanleiding van diens dertiende Olympische ode, waarin hij Xenophons werkelijke atletische prestaties uit 464 bezingt. Wat tegenwoordig in het Holland Heineken House gebeurt is niets nieuws, alleen deden de oude Grieken dat met meer gevoel voor goede smaak. Couperus citeert bij zijn beschrijving van de Xenophons huldiging delen uit Pindarus’ ode. Tijdens die passage kristalliseren (om met Stendhal te spreken) de gevoelens die Callirhoë voor Xenophon koestert volledig, en wordt duidelijk dat een zoete ontmoeting tussen hen onontkoombaar is.

Couperus snijdt in zijn weergave van de ode heel kort enkele mythische passages aan, zonder dat hij die Pindarus in de mond legt: ‘Sisyfos, sluw en kundig, aan Hermes gelijk; Medeia, die de Argonauten redde; Bellerofon, die Pegasos, het ros met de zilveren vleugels, het bit dwong in de onwilligen mond.’ Het is wat mij betreft een gemiste kans dat enige uitwerking van die mythen door Pindarus achterwege blijft: hij staat immers bekend om zijn associatieve en vrije bewerking van de mythologie. Laat Couperus juist dat compleet ontgaan zijn. Die lacune vul ik graag op met het volgende.

En voorwaar nam de krachtige Bellerophon,
vlug het verzachtend heelmiddel brengend rond zijn kaak,
het gevleugeld ros gevangen. Hij steeg op
en begon, gekleed in brons, meteen te smaden het wapengekletter.
Met Pegasus versloeg hij later de Amazones,
het schutters-vrouwenleger,
vanuit der lege luchten koude krochten,
de vuurspuwende Chimaera en de Solymiërs.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.