Arendsoog, Biggles en het korte
verhaal

Ik heb thuis alle Arendsogen (nummer 45 en 63 wel in een andere uitgave dan die van Malmberg), alle Kameleons en een flink aantal Biggles. Samen met mijn vader heb ik die verzameld, in De Slegte in Leiden en op boekenmarkten in alle uithoeken van het land (van Deventer tot Lemmer).


We zijn ooit begonnen met de Kameleons en toen die compleet waren, zijn we overgestapt naar de Arendsogen. De Biggles heb ik zelf nog een tijdje geprobeerd bij elkaar te zoeken, maar het waren er gewoon te veel en bovendien verschoof mijn interesse rond die tijd van het gedrukte boek naar mijn iPad, waar ik eindeloos op Wikipedia biografieën van componisten las en op YouTube conferences van Herman Finkers en oude concerten van Vladimir Horowitz, Arthur Rubinstein en Sviatoslav Richter beluisterde.


Tussendoor las ik soms nog wel eens een boek (vaak na gemor van mijn ouders dat ik die iPad ook eens links kon laten liggen) en dat was dan vaak een net-opgepikte Biggles of een Arendsoog die ik een paar maanden eerder ook al eens had gelezen. Ik heb in die tijd denk ik al mijn Arendsogen twee of drie keer gelezen. Mijn Biggles heb ik, nu ik erover nadenk, nauwelijks herlezen. Waarom weet ik niet.


Maar bij dat veelvuldig lezen en herlezen van alle Arendsogen en het lezen van Biggles, viel mij iets op, waar ik tot op de dag van vandaag vaak aan denk als ik een boek lees of een verhaal schrijf.


Zowel P. Nowee (Arendsoog) als W. E. Johns (Biggles) hebben naast de boeken ook korte verhalen geschreven (in Nowees geval vooral voor het tijdschrift Pep) en die verhalen zijn ook verschenen in boekvorm, in een bundel. (Voor de Arendsoogkenners: naar mijn weten heeft J. Nowee geen korte verhalen gemaakt, maar daarin kan ik mij vergissen.) Ik merkte dat ik die korte verhalen eigenlijk vaak beter vond dan de boeken.


Ik kan dat als volgt verklaren: alle Arendsogen en Biggles hebben een eigen verhaal met eigen bijfiguren en eigen verwikkelingen, maar bepaalde plotelementen, zoals ontvoeringen en schietpartijen, komen in elk boek (of in ieder geval in veel boeken) voor; we zouden dat het beproefde procedé kunnen noemen. Een Arendsoog of Biggles verloopt dus globaal als volgt: er is ergens een schurk en die pleegt een misdaad; Arendsoog of Biggles zijn toevallig daar aanwezig of worden erheen gehaald; ze gaan op onderzoek uit en vinden aanwijzingen, wat de boef in kwestie niet zo leuk vindt en daar een stokje voor probeert te steken; de boef ontvoert Arendsoog of zijn side-kick Witte Veder (bij Biggles dus Biggles zelf of Ginger/Algy/Bertie); degene die niet ontvoerd is, merkt dat zijn vriend is verdwenen, schrikt zich het apelazarus en gaat die vriend bevrijden (soms bevrijdt de ontvoerde in kwestie zichzelf); tijdens dat bevrijden komen er allerlei nieuwe aanwijzingen naar boven en de boef wordt gepakt. Bij Arendsogen gaan deze verwikkelingen vaak gepaard met de nodige vuurgevechten wat de vormgever (of misschien de schrijver zelf wel) met de nodige dramatiek uitbeeldt door de pistoolschoten als PANG! PANG! PANG! PANG! PANG! te drukken. Bij Biggles is er natuurlijk het eeuwige gedoe met vliegtuigen en brandstof. Daarnaast wordt hij vaak door Scotland Yard of een daaraan gelieerde instantie op pad gestuurd, wat soms tot politieke problemen leidt. En ook bij Biggles wordt natuurlijk soms geschoten.


Overigens treffen die kogels toch vaker doel dan je zou denken en ook een gewonde Arendsoog, Witte Veder, Biggles, Bertie, Algy, Ginger behoort tot de vaak terugkomende elementen.


Mijn punt is het volgende: ik kreeg bij de boeken vaak het vermoeden dat Johns en Nowee halverwege het boek geen idee meer hadden hoe ze verder moesten en dan maar als kunstgreep iemand lieten neerschieten of verdwijnen. Het brengt uiteraard meteen verwikkelingen met zich mee en je kan zo weer vijftig pagina’s tikken. Maar nu komt het: bij die korte verhalen zaten deze plotelementen (ontvoering en bevrijding, schietpartij en gewonde) er veelal niet in. Misschien is dit wel een argument voor mijn eerdere stelling: ze zitten er niet in omdat de verhalen geen boek hoefden te worden. Het zorgde ervoor dat de verhalen veel minder voorspelbaar verliepen en daardoor boeiender en beter waren. En als die plotelementen wel voorkwamen, dan stonden ze vaak op een andere plaats in het verhaal: dan draaide het hele verhaal om een ontvoering bijvoorbeeld of was het vaak het moment dat het verhaal echt op gang kwam, in plaats van dat het een actie-element in het grotere geheel was.

Andere onderdelen die deze verhalen beter/interessanter maakten dan de boeken zijn dezelfde als bij hoogstaande literaire korte verhalen: andere beginsituaties, grote handelingssnelheid en actiescènes die minder werden uitgemolken.


Sinds een jaar of vier lees ik weer veel. En wellicht is het wel aan Arendsoog en Biggles te danken dat ik nog steeds ieder jaar een paar verhalenbundels lees.

Foto van Sybren Sybesma
Sybren Sybesma

Sybren Sybesma (2001) werd in Leiden geboren. Zijn moeder komt uit Hongkong. Na de middelbare school deed hij een jaar vooropleiding klassiek piano aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Momenteel studeert hij Biomedische Wetenschappen in Leiden. Hij volgde een cursus korte verhalenschrijven aan de Schrijversvakschool in Amsterdam bij Nico Dros. Bij de Mare kerstverhalenwedstrijd won hij twee keer de derde prijs. In juli werd een Friestalig essay van zijn hand gepubliceerd in het Fries literair tijdschrift Ensafh.