Tien jaar geleden was ik figurant in een film. De film heette Supertex en was gebaseerd op het boek van Leon de Winter. Ik heb de film nog nooit gezien en ik heb ook nog nooit iemand gesproken die de film wel heeft gezien.
Ik speelde de rol van een rouwende jood en moest meelopen in een begrafenisstoet. Ik kreeg een keppeltje op mijn hoofd. Mijn blonde haar en blauwe ogen vormden blijkbaar geen bezwaar.
Wat me vooral fascineerde was de sociale interactie tussen de figuranten. Veel mensen bleken elkaar te kennen, omdat ze met z’n allen de filmsets van heel Nederland afliepen. Al die wandelaars en cafébezoekers die je in films ergens op de achtergrond ziet langskomen – het zijn dus altijd min of meer dezelfde mensen. Ongeveer de helft van hen was werkloos en vulde met dit werk hun uitkering aan. De andere helft droomde ervan om ooit een echte acteur te worden. Daar zaten mensen van in de vijftig tussen, die al decennialang beeldvullers waren.
Ik kwam erachter dat er weinig dingen zo saai zijn als figureren in een film. Als anoniem onderdeel van een naamloze figurantenstoet heb ik een paar keer op en neer gelopen over een stukje grind van een joodse begraafplaats. De rest van de tijd stonden we met de hele groep te wachten met een bekertje koffie in onze hand. Het was winter en koud en in tegenstelling tot de andere figuranten had ik geen last van een kritiekloze bewondering voor alles wat met film te maken had.
Mijn collega’s van die dag bleken nogal competitief. Ze pochten tegen elkaar hoeveel seconden ze in totaal in beeld waren geweest. Er was een man bij die nog nooit op televisie was geweest, hoewel hij wel al jaren ‘in het vak’ zat. De eindregisseurs knipten hem er telkens weer uit. Hij was erg lelijk maar ik weet niet zeker of het daaraan lag.
Net als in andere beroepsgroepen bleek er ook onder figuranten een rangorde te bestaan. Aan het begin van de dag bepaalde iemand van de crew namelijk wie vooraan en wie achteraan mocht lopen. Als je lot was om achteraan te lopen, kon je net zo goed meteen weer naar huis gaan, want dan zou je waarschijnlijk nooit in beeld komen. Mensen feliciteerden of troostten elkaar met hun positie in de stoet.
Ik weet niet meer hoeveel geld ik na afloop in mijn verkleumde handen kreeg geduwd. Heel veel was het in ieder geval niet. Maar ik had er dan ook niks voor hoeven doen, behalve een paar keer op en neer lopen over een kerkhof.
Lees de Tirade Blog

Kortsluiting
Vanochtend bracht ik Ada (8) naar school; het was nauwelijks licht en de hemel hing laag, gesloten. Mijn dochter fietst nu elke dag zelf, gaat bijna nooit meer op het zitje op mijn stang. Dat is een vorm van winst, maar ook een groot verlies. Ik laat haar voor me uit rijden omdat een jongen...
Lees verder
Normaalverdeling
Een jaar of wat geleden keek ik de Zomergastenaflevering van Paul Verhoeven terug. Het gaat op zeker moment over schoonheid. Naast de schoonheid in films, komt ook wiskundige schoonheid aan bod. Verhoeven vertelt dat er eens, toen hij lang geleden in Leiden wiskunde studeerde, een docent tijdens een mondeling in tranen was uitgebarsten: de beste...
Lees verder
De oude leugen: Dulce et decorum est pro patria mori
Een paar weken geleden ben ik begonnen gedichten uit mijn hoofd te leren. Een directe aanleiding was er niet, maar het leek me leuk om – wanneer de gelegenheid zich voordoet – een gedicht te kunnen declameren, zoals ik vroeger altijd wel wat kon pingelen als er ergens een piano stond (tegenwoordig ken ik helaas...
Lees verder
Blog archief


