Binnen de kaft – over de stijl van J.J. Voskuil

Mijn goede vriend A. begrijpt niet waarom ik zo van het van het werk van J.J. Voskuil houd. Niet omdat hij hem een slechte schrijver vindt, integendeel – nee, hij snapt niet waarom ik hem zo goed vind. 

‘Jouw hele boekenkast,’ zegt hij vaak, ‘is gevuld met werken van goede stilisten.’ Er volgt dan opsomming die altijd weer anders is: ‘Nabokov, Mann, Burgess, Joyce. Dichterbij: Allard Schröder, AfTh, Uphoff, Brouwers, Doeschka Meijsing, Pfeijffer. En dan staat daar ook een detonerende rij Voskuil.’ 

‘Tja,’ zeg ik dan. ‘Een kwestie van een eclectische smaak, denk ik.’ 

 Om af te rekenen met zijn onbegrip besloot ik er iets dieper over na te denken.  

Het gaat mij, bij het lezen van romans, eigenlijk altijd om de stijl. Het maakt mij niet zo gek veel uit waar een verhaal over gaat, in die zin dat ik net zo lief over bijvoorbeeld een gruwelijk familiedrama in de jaren vijftig lees als over een mislukte vakantie in Benidorm. De stijl heeft wat mij betreft het grootste aandeel in de karaktervorming van een boek. Het is een element dat onlosmakelijk verbonden is met de inhoud en daarom dus, zoals Wessel te Gussinklo in Aangeraakt door goden stelt, deel van het verhaal. Volgens hem is stijl ‘de weerslag in taal van een persoonlijkheid – een eigen adem, een eigen ritme, een eigen kleur – die een onverwisselbare signatuur heeft.’ 

Wel durf ik te zeggen dat als de twee andere zuilen waar de romankunst op rust, de verwikkeling en de compositie, omver worden geworpen en stijl overeind blijft, ik een roman nog steeds hooglijk zou kunnen waarderen. Valt alleen de stijl om, dan houdt het voor mij op, al is het onderwerp nog zo aangrijpend, actueel of noodzakelijk. 

Terug naar Voskuil. Hoewel ik zeker kan genieten van de door hem opgetekende echtelijke twistgesprekken of de vele discussies met vrienden en collega’s, lees ik ook hem toch voornamelijk om de stijl. Ik heb gemerkt dat wie dit beweert, iets heeft uit te leggen. 

Zijn Voskuils zinnen dan zo esthetisch? Nee, dat wil ik niet zeggen. Ze ontsluiten wel iets wezenlijks; daar kom ik dadelijk op terug. 

Voskuils stijl is wel eens ‘zakelijk’ genoemd, ‘eenvoudig’, ‘onopgesmukt’ of zelfs ‘zindelijk’.  

Ik zou zeggen dat hij een registrerende stijl hanteert; een zakelijke toon, inderdaad – bedrieglijk eenvoudig – die veelal een benauwde sfeer oproept. Hij formuleert zeer precies, maar verliest zich niet in ellenlange beschrijvingen. Nee, hij houdt de administratie bij van een menselijk leven, van het personage Maarten Koning, waar heel duidelijk zijn vingerafdrukken op staan. Wie registreert moet secuur zijn en zichzelf de beperking opleggen metaforen zoveel mogelijk achterwege te laten. Anders heeft het immers geen zin ertoe over te gaan. Wie zo te werk gaat, kan een mens met al zijn eigenschappen tonen. Wat Voskuil naast alle handelingen noteert, zijn namelijk ook Maartens gevoelens en dromen die betrekking hebben op de situatie of fase waarin hij verkeert. Woede, irritatie, vrolijkheid, gespannenheid – het staat er allemaal letterlijk, soms meerdere gemoedstoestanden op één pagina. Heimelijkheden zijn er niet. Door geen emotie onbenoemd te laten verliest het werk aan suggestie, maar wordt het wel zo helder als een glas waarin we onszelf gespiegeld zien. Zuiverder dan de werkelijkheid ooit zou kunnen. Hierdoor bestaan zijn romans alleen binnen de kaft (net als die van de stilisten) en hebben ze niets met die werkelijkheid te maken. En dat terwijl Voskuils werk de reputatie heeft waarheidsgetrouw te zijn… De ironie is dat juist door zijn nauwgezette stijl een scheur ontstaat met de realiteit. Wij kunnen namelijk bij niemand zo dichtbij komen als bij Maarten Koning. Alleen bij onszelf. Toch? Misschien zit ik hem, terwijl ik over hem lees, wel dichter op de huid dan mezelf, omdat ik niet al mijn eigen drijfveren en bedoelingen ken. Maarten Koning is daarom een fictief figuur, hoe luid iedereen ook roept dat hij J.J. Voskuil zelf is. 

In zekere zin lijken romans die suggestiever van aard zijn (en dat zijn de meeste) paradoxaal genoeg dus meer op de werkelijkheid dan het werk van Voskuil. Want wie kennen we nu echt? Blijft er niet altijd iets onopgehelderd? 

De registrerende stijl van Voskuil openbaart heel veel, zo niet alles, van zijn hoofdpersoon Maarten Koning en vormt zo het karakter van zijn werk. Zonder dikdoenerig te doen met symboliek. Dat is waarom ik hem zo graag lees. 

Tevens voorziet hij dankzij zijn stijl in een groot menselijk verlangen: een ander (bijna) geheel kennen. Ook al is dit een illusie. 

Ik hoop dat mijn goede vriend A. hier genoegen mee neemt. 

Dit was mijn laatste blog voor Tirade. Ik heb ervan genoten, de afgelopen tien weken, maar het is nu tijd om het stokje over te geven. Lezers, ik groet jullie.  

Foto van Alexander Baneman
Alexander Baneman

Alexander Baneman (Amsterdam, 1986) publiceerde in o.m. Tirade, De Revisor en De Parelduiker. In november verschijnt zijn debuutroman De schim van Raamswolde bij Van Oorschot.