Clubje Nederland

We hebben een clubje opgericht… en je mag erbij: de Hannah Arendt Leesclub. Vanaf september komt een nog onbekend ‘wij’ elke vier maanden bijeen in de Kleine Entrée van debatcentrum Felix Meritis. Omdat het werk van Arendt het verdient om grondig te worden gelezen; omdat lezen meer is dan stilzitten; omdat denken voor de Joods-Duitse filosofe niet alleen een aangelegenheid was voor binnenshuis, maar vooral ook voor in de publieke ruimte.

Een Hannah Arendt-clubje heeft wel iets vreemds: Arendt hoorde liever nergens bij en weigerde zichzelf filosoof te noemen. Maar het verwerpen van zo’n titel is natuurlijk alleen interessant wanneer je wel degelijk bij een intellectuele elite hoort. Toch werd Arendt ook verketterd en buitengesloten. Na de publicatie van haar verslagen van het Eichmann proces, dat ze in 1961 in Jeruzalem bijwoonde (later gebundeld als Eichmann in Jeruzalem, de banaliteit van het kwaad), joeg ze iedereen tegen zich in het harnas, waaronder vrienden en ‘eigen volk’. De controverse rond haar stukken in The New Yorker ontstond vooral omdat Arendt de Joodse Raden verantwoordelijk hield voor hun administratieve en organisatorische hulp aan de nazis. Ze betwijfelt of het slachtoffertal van WOII wel zo hoog was geweest, als de Joodse Raden niet hadden meegeholpen in het aanwijzen en rapporteren van Joden.

Het goede clubje bleek ook deel uit te maken van het slechte clubje en toen vertroebelde alles. Hoewel? Ik weet nog dat ik Primo Levi’s Is dit een mens las en eigenlijk veel meer van het kwaad begreep dan ooit tevoren: het afgebakende, satanistische kwaad dat ik tot dan toe kende van de geschiedenislessen op school en van de good guy/bad guy dichotomie in films en sprookjes, wankelde en viel. Maar niet elke vorm van verwarring is negatief. Ik begreep het kwaad beter omdat het juist nóg onbegrijpelijker en complexer bleek te zijn. Daarmee werd het menselijker en die nabijheid is eng, maar ook bevredigend: dat wij allen vatbaar blijken te zijn voor een bepaalde mate van kwaad – groot of klein – geeft ook een gevoel van verantwoordelijkheid en controle. Als ik had kunnen meelopen of collaboreren, had ik ook halt kunnen houden of niet kunnen collaboreren. Het kwaad is geen onvermijdelijke, wetmatige neergang, maar een uit radartjes gewoven tapijt van gruwel: je kunt niet het hele tapijt ontmantelen, maar je kunt wel de kleur en samenstelling veranderen.

Nederland wilde afgelopen week krampachtig graag een clubje zijn. We vormden een ongenuanceerd gezellig oranje kleedje op de vrijmarkt, staken alle neuzen op het terras dezelfde kant uit, ogen dichtgeknepen tegen de zon. 

Mogen Somaliërs, Serviërs en Afghanen bij dat clubje horen? Mogen zij ook hún leed herdenken, of begrijpen ze niets van wat ‘ons volk’ heeft meegemaakt? Vragen die (in de krant) werden gesteld. En gelukkig staat vragen vrij. Zo vraag ik me af of de oorlogsverhalen van anderen ons niet vooral confronteren met de toevalligheid van onze eigen geschiedenisbeleving: hoe erg en gruwelijk alles ook was, die gruwelijkheid wordt vooral gevoeld door wie het verhaal goed kent – zoals wij ook het leed van Afghanen nauwelijks voelen. De context en vorm waarin geschiedenis is gegoten, bepalen de impact van de feiten. We hebben geen objectieve gruwel-meter die al het kwaad in de wereld categoriseert. We hebben alleen verhalen die zich niet vanzelf vertellen. Dat de geschiedenis zich niet opdringt zonder bemiddeling, zoals honger en dorst om aandacht schreeuwen, maakt het niet minder belangrijk. Integendeel. Het verhaal is juist van waarde omdat wij er keer op keer voor kiezen het te vertellen en ons keer op keer afvragen welke elementen we toevoegen of weglaten.

Het is wel noodzakelijk om te letten op wat we weglaten of niet benoemen. Teveel verhalen worden eenduidig verteld, omdat overzichtelijkheid voorop staat. Ik vraag me af of overzicht echt leerzamer is. Een beetje mens erkent zijn eigen heterogeniteit, zijn eigen gekkigheden en conflicterende daden en motieven. Het versimpelde verhaal vervreemdt ons onterecht van het verhaal dat in haar complexiteit en veelzijdigheid juist heel nabij kan zijn.

Zeker wanneer we zo vrezen voor veelzijdig en anders, dat we krampachtig eenheid pretenderen. Zo zagen we afgelopen week hoe de koning wilde bewijzen dat hij als iedereen is   – heel normaal (met uitroeptekens!!!! en HOOFDLETTERS in een sms) en menselijk (hij stapt spontaan de wal op!). Zie mij niet als cynisch: ik geloof in verbondenheid en ‘samen’, maar wel bij gratie van verschil. Want schermen met gelijkheid is vaak verdoezeling van verscheidenheid die je maar beter kunt omarmen.

BIb0DljCAAAiloWWanneer het !!NORMAAL!! wordt dat Tommy Wieringa met zijn New York Review of Books tote bag verdacht is omdat hij afwijkend gedrag vertoont (niet jubelt bij het zien van Wilders?), of wanneer Joanna en Hans Maessen worden opgepakt omdat zij afwijkende dingen roepen, dan vrees ik dat niet alleen Hannah Arendt weer ongelooflijk actueel is, maar ook het herbezinnen op vrijheid – een goed dat niet gekaapt mag worden onder het mom van ‘veiligheid’. 

 

Ach, zolang twee overzichtelijke stilte-minuten nog tot dagen van vragen (in de krant, binnenshuis en elders) leiden, zijn wij een prima clubje Nederland. 

 

P.S. Wie even ergens bij wil horen: opgeven kan via leesclubhannaharendt@gmail.com

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *