De gemummificeerde klauw van een klein roofdier

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ik wilde het nog over het Augsburgse kunstkabinet hebben. In het kort: een overdadig versierd meubel met ik weet niet hoeveel kastjes, schapjes, laadjes, nisjes, hoekjes en kiertjes, dat meer dan duizend voorwerpen bevatte die halverwege de zeventiende eeuw state of the art waren op het gebied van ambacht en wetenschap.

Het kabinet speelt een rol in de roman in wording. Vandaar het veldonderzoek. Het staat in het Museum Gustavianum in Uppsala, in een schemerige sprookjeszaal waar alleen de voorwerpen in de vitrines zijn verlicht: een electromagneet, een camera obscura en een circulatiefontein; kaarten, plattegronden en anatomische platen; op sterk water gezette salamanders, wolvenembryo’s en menselijke foetussen; kistjes met opgespelde vlinders; opgezette vossen, fazanten, kaketoes en marters. Ook de voorwerpen uit het kabinet zijn in vitrines tentoongesteld: een loden kikker, gegoten naar de natuur; het beeldje van een naakte man, in contrapposto; een vogelkooi met twee vogels van was, veren en hout; een koperen ring met episoden uit de evangeliën; een zakfles van leer en zijde met rood-op-rood borduursel; de gemummificeerde klauw van een klein roofdier; het gedroogde jong van een Nijlkrokodil; fophandschoenen van hertenleer; een bevallingsriem van mensenhuid.

In het midden van de zaal prijkt het kabinet zelf, als een oude koning, vermoeid maar nog altijd indrukwekkend. Het is een vrijstaande kast waarvan de laden en deurtjes zijn versierd met patronen van verschillende soorten hout, guirlandes en miniatuurschilderingen. De bekroning is een ingewikkeld bouwwerk van schelpen, koraal en mineralen dat een schuimende zee suggereert want er rijst een zilveren Neptunus uit op die op zijn beurt een vaartuig torst, gemaakt van een met zilverbeslag versierde Seychellennoot en een uit roze koraal vervaardigd zeil, bestuurd door de schone Venus.

In de roman dient het kabinet als metafoor – niet al te ernstig: in een gesprek waarin doorgedronken wordt – van de mens. Stukje bij beetje wordt dat opgebouwd. De laatjes, nissen, holtes en ruimten van het kabinet staan voor de kwabben, schorsen, lobben en ventrikels van onze hersenen. De ogenschijnlijk chaotische verzameling voorwerpen die het kabinet bevat staat voor de al net zo zonderlinge verzameling van mentale voorwerpen die de hersenen bevatten: herinneringen, feiten, namen, liefdes, plattegronden, verdriet, inzichten, fantasieën, plannen, frustraties, ontroering, schaamtes, geheimen.

Het is een vruchtbare metafoor. Steeds valt me weer iets nieuws in. Ook dit keer. Als ik eindelijk, via omwegen, dwalend van vitrine naar vitrine, bij het kabinet sta, dringt tot me door dat de buitenkant door de overdadige, pronkzuchtige decoratie nauwelijks aanknopingspunten biedt voor wat het bevat. Het is zowel archief als rommelzolder. De systematiek is die van een labyrint: een orde die dwingt tot dwalen.

Zo is het toch ook met ons, lijkt me: de hersenen zowel opslagplaats als vergeteloord, het geheugen een labyrintische orde, ons innerlijk leven nauwelijks zichtbaar – behendig verschanst achter acteerwerk, schone schijn en bekkentrekkerij.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *