De goede reis

Het was feest. In het mensenaquarium waar vriend Thomas werkt zouden we afscheid nemen van mijn broer die feitelijk mijn zwager is. Thomas haalde ons één voor een op met de lift en liet ons binnen. Zo groot was het kantoor, zo verpletterend het uitzicht over de havens, dat ik niet anders kon dan naar die glaswand lopen en een weids gebaar maken.

‘ONE DAY, SON, THIS WILL ALL BE YOURS,’ schalde ik in mijn beste ringmeestersstem. En tegen Thomas: ‘Mogen we straks racen met kantoorstoelen?’

Al het wit, al het gebogen glas in die goudstalen sponningen, al het matte zwart. Omdat ik zelden in kantoren kom, laat staan kantoren in moderne gebouwen, is mijn eerste associatie nog steeds American Psycho. Ik kan op zo’n plek geen verhaal situeren zonder een seksmoord erin.

Pim zou naar Colombia met vriend Sven. Voor Sven een motorreis van drie maanden voordat hij terugkeert naar Lauren en zijn aanstaande vaderschap; broer Pim wilde geen terugkeer vastleggen.

Pim is flink wat jonger dan ik, maar in de zeventien jaar dat we elkaar kennen zijn veel van zijn vrienden de mijne geworden, een aantal van hen zie ik ook zonder hem. Het zijn – net als hijzelf – ondernemende mensen met een groot hart en een geweldig gevoel voor humor. Dankzij hen is mijn eigen jeugd met zeker tien jaar opgerekt.

Ouder worden betekent je vorm en werk vinden, je plek vinden, iemand vinden om die plek mee te delen, iemands ouder worden. Werk, plek en iemand bleven voor Pim lang ingewikkeld, vandaar ten dele Colombia. Het grote elders lonkte, en daar kun je van alles over vinden, maar dat hoeft natuurlijk niet.

Zonder hoop geen leven, en als een verre reis zonder retourticket iets uitdrukt dan is het wel hoop. Wat doe je als er niets meer schittert aan de horizon? Precies, je kijkt de andere kant op.

Ouder worden is mensen kwijtraken. Grootouders en ouders verliezen, daarna je vrienden, één voor een. Wie ervoor openstaat kan nieuwe vrienden maken, contacten aangaan in een jongere generatie. Je kunt je op je kinderen richten, maar als het goed en heel verdrietig is komt er een dag waarop mijn kinderen me niet meer nodig hebben. In andere woorden: ik snap mijn broer.

Het feestje liep vol, als je dat kunt zeggen over een ruimte waarin ook duizend man zou passen. Toen het eerste bier gedronken was zei Pim een paar woorden tegen de verzamelde vrienden. Hij hield van ons, wilde hij maar zeggen. Wij waren zijn echte fortuin, en zo voelden we ons ook. Er waren jointjes en meer blikkies bier. Binnen de kortste keren had ik pijn in mijn zij van het lachen.

De kantoorstoelrace kwam er. Ik had Niels als duwer en vreesde minder voor mijn leven dan ik had gehoopt, wat misschien te maken had met de perrongrote bank die we als finish gebruikten. Wie gelanceerd werd landde zacht. Het werd een uur of twee. Men overlegde over een vervolgplek, maar omdat ik die week al twee afscheidsetentjes met Pim had bijgewoond besloot ik de after even te laten voor wat die was.

Terwijl ik naar huis fietste dacht ik aan het citaat van Hilary Mantel dat Manon Uphoff op Instagram gedeeld had: “You don’t know how you got here, but suddenly you’re staring fifty in the face. […] When you think you’re pregnant and you’re not, what happens to the child that has already formed in your mind? You keep it filed in a drawer of your consciousness, like a short story that never worked after the opening lines.”

En opeens wist ik wat ik had moeten zeggen terwijl ik met Pim proostte op een goede reis.

Here’s to opening lines, broer. To opening lines.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.