De grote vlucht naar buiten

Vakantie. Een wandeling onder een uitgestrekte hemel, een vervallen huis van gestapeld steen. Raamkozijnen waarvan het hout tot streepjes is weggerot en ingedroogd. Over al die heuvels kijken en denken: wat als vandaag de eerste dag was? Waarmee zou ik dan beginnen?

Het dak, misschien. Als eerste wil je toch een dak dat regen buitenhoudt. Dan verwarming, warm water, elektriciteit, kamers voor de kinderen, internet zodat ook hier gewerkt kan worden. Een bankje voor de deur om al dat uitzicht in je op te nemen.

Ik zou hier kalmer zijn, besef je. Een versie van mezelf waarmee het fijner leven is. Als ik dan op bezoek ging bij vrienden in de grote Nederlandse stad, zouden ze me stil vinden. Ik zou er goed uitzien, ongejaagd en bruin, maar ik zou steeds vroeg naar mijn hotel gaan en een dag eerder vertrekken dan ik had beloofd. Op weg terug in mijn Subaru Forester zou verdriet me overvallen, omdat ik wist dat ik een thuis verloren had.

De afgelopen dagen lees ik I am an Island van Tamsin Calidas. Wie het opzoekt ziet dat het een “waargebeurd verhaal is over het buitengewone vermogen van de natuur om, wanneer je alles verloren hebt, in je behoeften te voorzien. Een magnifiek boek over eenzaamheid, veerkracht en zelfontdekking”.

Ik kocht het omdat ik wilde weten wat nou precies verstaan wordt onder zo’n écht zomerboek, en ben nu halverwege. Dat “magnifieke” weet ik niet zo, want ik heb op de stijl wel wat aan te merken, maar I am an Island is in ieder geval een sloopkogel van een vertelling, die de psychische en fysieke ellende van de hoofdpersoon nauwelijks gefilterd bij de lezer binnenramt. Calidas en partner hoopten – of dit boek helemaal autobiografisch is betwijfel ik – op een ruig eilandparadijs, maar vonden tegenslag en harde buitensluiting.

Wat ik goed snap is de droom, die ik ken en heerlijk vind. Wat ik nauwelijks kan bevatten is de naïviteit die zichtbaar wordt in het volgen ervan. Je moet toch snappen dat je ook op dat eiland jezelf gaat zijn, maar dan onder zwaardere omstandigheden en zonder een sociaal netwerk?

Tot dusver las ik in I am an Island vrijwel niets over het verleden van Calidas. Slechts één keer komt haar broer op het eiland logeren, die al na een paar dagen vertrekt. Dat Calidas’ ouders het zwaar hebben – moeder is dementerende – blijkt tijdens één enkel bezoek, maar er moet nog zoveel meer aan de hand zijn en zijn geweest. Het schijnbare gebrek aan solide banden in Calidas’ verleden is op zijn zachtst gezegd opvallend.

De lezer blijft zitten met het gevoel dat het ‘eilandparadijs’ de hoofdpersoon niet gelokt heeft, maar dat ze er door haar verleden heen gedreven is. Dat ze erheen vluchtte, al voelde ze dat zelf niet.

De eilandbewoners die ze opvoert hebben vrijwel allemaal een hekel aan buitenstaanders. Hoe welkom kon deze plek tijdens haar eerste verkennende bezoek dan overkomen? Hoe komt een mens zo ongevoelig voor afwijzing dat ze besluit zich hier te vestigen? Is ze misschien afwijzing gewend en ervaart ze de houding van de eilanders als normaal?

De eilandmannen zijn seksueel intimiderend. Sinds Calidas’ partner haar op een avond vol huiselijk geweld met twee gebroken handen achter heeft gelaten, komt er zo nu en dan een dronken man langs, midden in de nacht. Calidas laat hem dan binnen en herhaalt een paar keer dat het nu écht te laat is, dat ze écht te moe is voor bezoek. Dit is het gedrag van een getraumatiseerd persoon, die eraan gewend is dat haar grenzen voor anderen niet bestaan.

Een hoofdpersoon als stopverf; deuk na deuk loopt ze op, zonder ooit een tegenbeweging te maken. Ze blijft maar, draagt maar. Het is masochistisch. Ik werd daar ongeduldig van, toen geloofde ik het verhaal niet langer maar bleef toch lezen, nu ben ik vooral boos. Stomme trut, denk ik al lezend. Jezus Christus. Doe normaal.

De woede die de hoofdpersoon moet voelen, gevoeld door de lezer. Ik wilde me in deze column afvragen of dit knap gedaan is van de schrijfster, of dat hier zuivere autobiografie aan de hand is, en het vooral verschrikkelijk is voor de schrijfster. Maar eigenlijk, bedacht ik vanochtend onder het hardlopen, doet dat er niet toe. Het effect is hetzelfde.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.