De oude leugen: Dulce et decorum est pro patria mori

Een paar weken geleden ben ik begonnen gedichten uit mijn hoofd te leren. Een directe aanleiding was er niet, maar het leek me leuk om – wanneer de gelegenheid zich voordoet – een gedicht te kunnen declameren, zoals ik vroeger altijd wel wat kon pingelen als er ergens een piano stond (tegenwoordig ken ik helaas geen hele composities meer uit mijn hoofd). Lang geleden had ik al eens op aandringen van mijn vader Rutger Koplands gedicht ‘Abe Lenstra’ van buiten geleerd. Nu begon ik met Wilfred Owens ‘Anthem for doomed youth’ en ‘Dulce et decorum est’. Het leken mij gedichten die bij deze tijd passen.

Op de dag dat Rusland Oekraïne was binnengevallen stond ik met een groepje studiegenoten na college te praten. Voor de verandering ging het gesprek over de wereldpolitiek, en niet over daten of drinken. De sfeer was ernstig. We maakten harde grappen, waarbij de punchline een variant was op ‘wat maakt het ook uit, over een jaar staan we misschien met een geweer in onze klauwen en een helm op ons hoofd bij Warschau’. Ik vroeg of zij het leger in zouden gaan als Nederland werd aangevallen. ‘En dan sneuvelen we bij de slag om Leiden!’ riep iemand. Niemand gaf een serieus antwoord. Dat had ik ook niet verwacht.

De situatie is er sinds die morgen niet veel beter op geworden. Weinig landen lijken zich nog te bekommeren om internationaal recht of mensenrechten. Oude bondgenootschappen verkruimelen. Op straat is er onvrede. Landen stellen zich expansionistischer op. Steeds vaker heb ik het gevoel dat we richting een oorlog rollen. Niet nu meteen, maar over een paar jaar: de wereldorde van vroeger met Amerika als vredesbewaarder en lichtend voorbeeld moet nog iets verder vergaan. De voortekenen zijn er: landen herbewapenen, op YouTube krijg ik vrijwel dagelijks advertenties van Defensie en er gaat geen week voorbij of er wordt op de radio of bij NOS gepraat over een nieuw plan van het leger waarmee ze jonge mensen willen werven. Een van de dingen die mij nog helder bij staat uit Oorlog en vrede is de stelling dat historische gebeurtenissen niet afhankelijk zijn van de beslissing van één persoon, maar het gevolg zijn van een collectieve beweging in een bepaalde richting. Tolstoj geeft, als ik het mij goed herinner, het voorbeeld van de plundering van Moskou. Die plundering had sowieso plaatsgevonden, stelt Tolstoj, of Napoleon hem had verboden of niet: de soldaten waren door een gedachte bevangen geraakt en zouden hoe dan ook zijn gaan plunderen. De inval leek naar dit moment te hebben opgebouwd. Er was ook niet één bepaalde soldaat geweest die dacht: nu ga ik plunderen en dat anderen hem volgden. Er waren op meerdere plekken in de stad vrijwel gelijktijdig soldaten geweest die waren begonnen. De herbewapening en de uitbreiding van de krijgsmacht kan eenzelfde beweging zijn, naar oorlog. Dat hoeft natuurlijk niet, zo heeft de Koude Oorlog laten zien, maar ik krijg de indruk dat de wereld van vandaag de dag instabieler is.

Begrijp me niet verkeerd: als er gevochten moet worden omdat mogendheden ons of onze bondgenoten aanvallen, dan moeten we dat zeker doen. Maar oorlog voeren is niet glorieus. Ten strijde trekken niet iets heroïsch. Dat moeten we niet vergeten. De heroïek duikt pas op in de verhalen van sommige overlevenden. Het is mythevorming, misschien een soort propaganda te noemen. Voor de anderen is de oorlog een hel. In de strijd sterven of gewond raken is niet mooi. Dat zag Owen: ‘If in some smothering dreams, you too could pace/ behind the wagon that we flung him in,/ and watch the white eyes writhing in his face,/ his hanging face, like a devil’s sick of sin,/ if you could hear, at every jolt, the blood/ come gargling from the froth-corrupted lungs’.

Toen ik laatst op een feestje Owens gedicht ‘Dulce et decorum est’ voordroeg (waar het fragment hierboven aan is ontleend), zei iemand: ‘Ik vond het wel grimmig. Ik heb liever Tennysons “The charge of the light brigade”. Dat is heroïscher.’

Ik heb meteen een tweede gedicht van Owen voorgedragen. Weg met de heroïek. Want als de heroïek postvat dan is de echte strijd niet ver weg meer. Dan heeft de beweging zijn definitieve richting ingeslagen.

Daarom zal ik morgen nóg een gedicht van Owen leren.

Foto: Australische soldaten bij Ieper, oktober 1917. Australian War Memorial. Publiek domein.

Foto van Sybren Sybesma
Sybren Sybesma

Sybren Sybesma (2001) werd in Leiden geboren. Na de middelbare school deed hij een jaar vooropleiding klassiek piano aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Daarna studeerde hij Biomedische Wetenschappen in Leiden. Hij volgde een cursus korte verhalenschrijven aan de Schrijversvakschool in Amsterdam bij Nico Dros. Bij de Mare kerstverhalenwedstrijd won hij twee keer de derde prijs. Ander werk verscheen op De optimistOp ruwe planken, De Parelduiker en in het Friese literaire tijdschrift Ensafh. Momenteel studeert hij in Utrecht. Hij speelt nog veel piano.