De poëtische singer-songwriter

Afgelopen weekend speelde Rufus Wainwright tijdens de Nacht van de Poëzie. Hij was de belangrijkste entr’acte van de avond. De publiekstrekker ook, want na zijn optreden was het op de vloer zichtbaar leger. Rufus wordt alom beschouwd als een groot en poëtisch singer-songwriter.

Hij zette het publiek een beetje narrig op het verkeerde literaire been door te beginnen met ‘Grey Gardens’. De eerste regel klinkt in elk geval dichterlijk: ‘Honey I’m a roller concrete clover’. Daarna richt de zanger zich tot een zekere Tadzio (in een soort refreintje: ‘Tadzio, Tadziooo!’). Misschien wordt daarmee die jongen uit Thomas Manns Der Tod in Venedig bedoeld, misschien de jongen die naast mij zat. Het is onduidelijk wat Tadzio met de rest van het lied van doen heeft. Op songmeanings.com beweert iemand dat hij een vriend van Rufus was, op wie hij ooit een oogje had. Ze keken toevallig samen naar de film Grey Gardens.

Gevoel voor ritme en rijm, daar draait Wainwright zijn hand niet voor om. In het nummer ‘Going To A Town’ pakt hij bijvoorbeeld op een scherpe manier Amerika aan:

Tell me, do you really think you go to hell for having loved?
Tell me, enough of thinking everything that you’ve done is good.
I really need to know, after soaking the body of Jesus Christ in blood.
I’m so tired of America.

Het is duidelijk dat Wainwright overtuigd is van de vergane glorie van het machtigste land op aarde. Toch zijn de meeste van zijn lyrics wel typisch Amerikaans. Zo ook het wrange ‘The Art Teacher’. Een schoolmeisje beschrijft daarin dat ze verliefd werd op haar leraar ckv en later vanwege hem een echte Turner aan de muur heeft hangen. Wainwright speelt een spelletje met woorden:

I looked at the Rubens and Rembrandts.
I liked the John Singer Sargents.
He told me he liked Turner.
Never have I turned since then.
No, never have I turned to any other man.

Zijn verslavingsgevoeligheden moeten eraan geloven in de eerste strofen van de addiction song ‘Cigarettes and Chocolate Milk’, het afsluitend nummer in Vredenburg. De laatste regels: ‘please be kind if I’m a mess / cigarettes and chocolate milk’.

Wainwright zei tussen de bedrijven door dat hij nooit op zo’n avond had opgetreden. Hij wilde graag bij het thema blijven en zong daarom een van de Shakespeare-sonnetten die hij ooit op de plaat zette. Nummer 20, ook wel bekend als ‘A Woman’s Face’, en meteen de mooiste van de drie die hij opnam. Een eenvoudige puls van akkoorden eronder, een gewaagde overgang op de volta van het gedicht – niets meer aan doen.

Met zijn uitvoering van ‘Hallelujah’ leende Wainwright handig van de dichter Leonard Cohen. Voordat de oorspronkelijke versie werd opgenomen schreef die laatste naar verluidt wel tachtig coupletten. Poëzie is, net als proza, een daad van schrappen. Wainwright bracht dat in devies ook in praktijk in zijn intieme pianoversie. Er durfde niemand mee te zingen.

Het lukte hem de zaal stil te krijgen, waar de meeste dichters niet in slaagden. Behalve Remco Campert. Wainwright mag dan geen dichter zijn, het raggende pianospel en zijn stem als een strijkinstrument deden heel veel goed. Voor veel mensen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.