De rechten van de materialen

Nu het steeds duidelijker wordt dat de aarde geen onuitputtelijke bron van alles is, worden de pogingen om de natuur een stem te geven creatiever. Zo stelt journalist Lucas Destrijcker op De Correspondent voor de natuur een factuur te laten sturen als we er gebruik van maken en wil juriste Polly Higgins ecocide strafbaar laten stellen. Maar de meest poëtische aanzet tot verandering van perspectief die ik recent ben tegengekomen (los van alle religies die natuurkrachten tot god hebben verheven) is die van architect Thomas Rau. Hij opperde in Tegenlicht het idee dat materialen rechten zouden moeten krijgen.

De universele rechten van de materialen. Ik zie materialen voor me, die in een grote zaal vergaderen over de vraag wat de kern is van het materiaal-zijn, en welke fundamentele rechten daaraan zijn verbonden. Waarbij vaste materialen hameren op het recht niet uit elkaar te vallen, vloeibare materialen de vergadering overspoelen met argumenten voor het recht om te stromen en vluchtige materialen verzuchten dat er ook ruimte moet zijn om elkaar los te laten, totdat water uiteindelijk voorstelt dat elk materiaal vrij moet kunnen zijn de toestand aan te nemen die het materiaal op dat moment het beste past.

In werkelijkheid is de verklaring opgesteld door mensen, en daar zit het probleem met het idee dat we de natuur, de aarde of de materialen centraal zouden kunnen stellen. Want we kunnen ijzererts niet vragen of het niet liever in die rots was gebleven, of juist blij is eindelijk onderdeel te kunnen zijn van zoiets nuttigs als de fiets van Gerda Blees. Dus hebben we een ander referentiekader nodig. En dat referentiekader zijn we zelf.

Want vanuit een materialistisch perspectief is de aarde een grote klomp steen en ijzer met een heel dun laagje leven aan de buitenkant. Die klomp blijft voorlopig wel bestaan, ook als de mens en de pandabeer en het koraalrif al lang verdwenen zijn. En de bouwstenen waar het leven uit bestaat zullen evenmin verdwijnen. Dus wie proberen we eigenlijk te beschermen, als we de materialen beschermen? Inderdaad, het dunne laagje leven waar we zo afhankelijk van zijn. Onszelf. Dat blijkt ook uit de concepttekst van The Universal Declaration of Material Rights*. Het gaat om het voortbestaan van materialen in de huidige vorm, die ons leven mogelijk maakt.

Zodat we zelfs via een universele verklaring voor de rechten van de materialen niet aan ons eigen perspectief kunnen ontsnappen. Wat natuurlijk niet betekent dat we het niet zouden moeten proberen. Het vermogen ons in te leven in zoiets vreemds als glasvezel of spaanplaat zal er niet alleen voor zorgen dat we zorgvuldiger met die materialen omgaan, maar het komt vast ook van pas in intermenselijk contact.

Een vrouw die lief is voor plakband, ook als het steeds aan de verkeerde dingen blijft plakken, wordt misschien ook wel liever voor haar tegenstribbelende knipperlichtgeliefde. Een vreemdelingenhater die zijn hart opent voor latex, wordt wellicht ook aardiger voor zijn nieuwe buitenlandse buren. En een dictator die gewend is zuinig om te gaan met water wordt mogelijk ook voorzichtiger met onderdanen en politieke tegenstanders. Of misschien gaat hij zijn eigen nederigheid wel inzien en besluit dat het genoeg is geweest met dat eeuwige getiranniseer.

Misschien is het toekennen van rechten aan materialen wel de volgende stap naar wereldvrede. Of wordt het nu te gek? Ik ben benieuwd wat mijn keukendeur ervan zou zeggen.

Vraag voor de babbelbox: welk materiaal zou volgens u een betere behandeling moeten krijgen?

* http://theuniversaldeclarationofmaterialrights.org/

 

Foto Gerda BleesGerda Blees was docent bij de opleiding Liberal Arts & Sciences aan de Universiteit Utrecht, deed onderzoek naar Nederlands-Duitse luistertaal en publiceerde proza en poëzie in verschillende tijdschriften. Vanaf september heeft ze een jaar vrij genomen om aan haar verhalen en gedichten te werken en ze te bundelen. 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *