De Toverberg versus Doctor Faustus (2)

Zelden heb ik met het lezen van een boek zoveel rituelen in acht genomen. Al maanden staat, naast het oude tafeltje met daarop een vruchtdragende paprikastruik, een makkelijke stoel voor het raam om het daglicht te vangen. Tijdens de leesuren gebruik ik milde thee die ook in grotere hoeveelheden de maag ontziet. Meestal zet ik zachtjes muziek op, bijvoorbeeld van Beethoven, Schubert, Wagner,  Bruch,  Bruckner of Mahler om de sfeer van das Deutschtum beter gewaar te worden.
De roman Doctor Faustus  van Thomas Mann  heeft, zoals de titel al zegt, een onderwerp dat aan een historische legende is ontleend: de jonge, wereldvreemde componist Adrian Leverkühn verkoopt zijn ziel aan de duivel om vierentwintig jaren met (nog) groter brille te mogen scheppen. Voorwaarde is wel dat hij zich intussen van de liefde zal onthouden. En als de ure daar is, wacht hem de verdoemenis. Gaat het hier om de echte duivel die een begaafde sterveling in verzoeking leidt? Of is er sprake van een syfilitisch visioen, een waandenkbeeld dat voortkomt uit de langzaam voortsluipende venerische meningitis waaraan de componist lijdt sinds hij in een bordeel werd besmet? Hoe dit ook zij, de roman speelt in de vroege twintigste eeuw wanneer de leidende cultuur van de hogere burgerij een doodsteek krijgt door de Grote Oorlog en in de nabije toekomst zal worden verdrongen door een haatdragende, plebejische tijdgeest.
Al met al een mooi gegeven voor een meeslepende roman waarin de tragische ondergang van een kunstenaar de instorting van de Duitse beschaving in hetzelfde tijdvak personifieert… De praktijk, de feitelijke verhaalwereld van Doctor Faustus, is helaas weerbarstiger en in menig opzicht teleurstellend. Het lezen van deze roman is werkelijk een litterair corvee van jewelste. Al vele maanden ben ik met dit boek in de weer. Soms kom ik niet verder dan drie pagina’s per dag.  Ik heb het herhaaldelijk teruggelegd in de boekenkast, ontgoocheld en vol chagrijn. Dat ik het later toch weer opensloeg kwam niet omdat het boek mij bleef roepen. Neen, ik twijfelde aan mezelf en vreesde dit bejubelde werk ernstig tekort te doen. Er is stellig veel dat ik gemist heb in de musicologische passages,  in de theologische of anderszins academische gesprekken die her en der in de roman gevoerd worden, omdat ik er al te grof bewerktuigd voor ben, of gewoon te weinig ontwikkeling meedraag. Het blijft lastig voor de kraai een arendsvlucht te evenaren. Na stevig zwoegen en dikwijls herlezen ben ik nog niet verder gekomen dan pagina 331 in de Nederlandse vertaling. De oorlog van 1914 is zojuist begonnen, en ik deel in de feestroes van veel Duitsers uit die dagen, niet omdat ik oorlogszuchtig ben, maar omdat de roman door dit gegeven misschien boeiender wordt.
Ik heb dus nog ongeveer 240 pagina’s te gaan, maar toch verstout ik me nu al enige fictionele kritiek te formuleren, om te laten zien waar het wringt in deze roman.
Allereerst is de aanloop van het verhaal veel te lang. Het duurt bijna 250 pagina’s voordat de duivel neerstrijkt in de werkkamer van de componist en daar zijn perfide voorstel uiteenzet. Overigens is dat een interessante ontmoeting. Eindelijk heeft Adrian Leverkühn een tegenspeler en meteen krijgt het verhaal een stevige, energetische impuls. In de uitgesponnen episode ervoor is daar eigenlijk nooit sprake van. De beschrijving van Adrians jeugd is alleszins schilderachtig, maar het vervolg wordt vlak, ernstig, braaf, zwaar en slepend. We vernemen dat Adrian theologie studeert, dat hij ook bezeten blijft van componeren, en dat dit werk steeds belangrijker zal worden in zijn leven. Maar het bestaan van deze jongeman is verstoken van welk drama dan ook. Stormachtige verliefdheden zijn hem vreemd. Hij koestert ook geen wellusten die hem, bij ontdekking ervan, tot een paria in de samenleving zullen maken. Bij zijn componeerarbeid is er nooit sprake van een bloedstollend, heroïsch gevecht, waarbij de scheppende toonkunstenaar bitter moet lijden om zijn eigen beperkingen te kunnen ontstijgen. Adrian Leverkühn is een personage zonder grote conflicten met zijn omgeving of met zichzelf. Hij is daardoor oninteressant. En datzelfde kun je zeggen van de figuren die hem omringen. Nergens een mooie, wrede vent of vrouw die de held weet te tergen. De personages die in dit boek voorkomen hebben ook weinig met elkaar uit te staan. Ze komen samen in dezelfde salon, praten weleens met elkaar, maar ze vormen geen broeierig netwerk met een eigen dynamiek of verwikkelingen die de zaak op scherp zetten. De meeste nevengeschiedenissen in het boek dragen niet bij aan de ontwikkeling van de belangrijkste verhaallijn, de tragische lotsbestemming van Adrian Leverkühn.  Het boek ontbeert een meervoudige intrige. Voor een verhaal van zo lange adem is dat een gevoelig manco.
Hinderlijk is verder de vertelsituatie. In De Toverberg bedient Mann zich tamelijk ouderwets maar met veel allure van een alwetende en ‘zichtbare’ verteller, die zich met een majesteitelijk ‘we’ tot de lezer richt. In Doctor Faustus is de verteller een vriend, ene Serenus Zeitblom, die het woord voert. Omdat deze verteller niet alwetend is, en ook niet steeds in de buurt van Adrian verblijft, zoekt Mann het in allerlei vreemde uitvluchten en constructies om deze ik-verteller toch iedere keer over alles wat Adrian betreft zijn zegje te laten doen. Dat gaat niet altijd soepel en deze opzichtige reconstrueerarbeid van de verteller irriteert. Bovendien is die ik-verteller een weinig aansprekend personage, dat in het verhaal steeds de held naar de ogen ziet en hem tegelijk het liefst wenst te betuttelen. Zijn toon is daarbij van een loden ernst. Alle humor in dit boek is zoek.
Wellicht dat het uitbreken van de eerste wereldoorlog en de lange chaotische nasleep ervan het boek een dramatischer aanzien kunnen geven. Zover ben ik nog niet in het verhaal gevorderd, de komende 240 pagina’s zullen het leren. Maar op grond van hetgeen ik hierboven formuleerde aan fictionele gebreken denk ik niet dat deze roman in tweede instantie toch nog tot een meesterwerk zal uitgroeien. Wel zijn her en der prachtige passages te vinden die je ter plekke wilt herlezen vanwege de verbale virtuositeit, zoals er ook stukken zijn die je opnieuw moet doornemen omdat ze ondoorgrondelijk schijnen. Hoeveel vreugde of gezwoeg de resterende pagina’s ook mogen opleveren, ik ben vastbesloten deze roman uit te lezen. Als het zover is zullen de krokussen wel uit de grond zijn opgeschoten.            

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *