Dertig jaar Caffè Toscanini

Aan het eind van de avonden verzamelden we de kaarsen van alle tafels op één dienblad, als verweesde sterren waarvan de planeten lang vertrokken waren. We haalden de blauwe kleden af, vouwden die tot stroken en zetten rondzwervende stoelen aan de kant. Alleen de stamtafel bij de keuken lieten we met rust. Later, onder het geleidelijk doven van al die sterren, maakten we de kas daar op.

We dronken wijn, stonden om beurten op om een vork door een pan afgekoelde pasta te halen en pikten ansjovisjes uit de schaal die na het service was blijven staan. Was het mijn beurt om een rondje te halen, dan zette ik steeds Pino Danieles Dimmi cosa succede sulla terra op, waarbij ik – ook toen ik nog niets van de tekst begreep – keihard meezong. Ik nam aan dat Danieles muziek over voorbije of hopeloze liefde ging, en voorbije of hopeloze liefde vond ik mooi.

Romantisch als het schrijverschap mag lijken, kan het niet tippen aan mijn jaren in Toscanini. Als schrijver probeer je steeds een overtuigend leven vast te leggen, maar mezelf vond ik overtuigender, échter, toen ik nog vier avonden per week in Toscanini rende, zweette, lachte, dronk en zong.

Het verstrijken van de tijd is in niets zo voelbaar als in mijn relatie tot het mooiste restaurant van Amsterdam. In Toscanini werkte ik samen met mijn vriend Gijs en leerde ik Birre kennen, met wie ik er op een regenachtige maar onvergetelijke junizondag trouwde. De eerste keer dat onze zoon uit eten ging zaten we aan tafel 250, waar Nadim in minder dan een minuut een mergpijp met zuurdesemtoastjes en gremolata wegwerkte. Toen Gijs vermist werd, kwamen al zijn vrienden en collega’s in Toscanini samen om zijn verjaardag te vieren. Een maand later verscheen het voltallig personeel op de begrafenis.

Voordat ouder worden ons evenwichtig maakt lijkt het ons eerst te doen wankelen, en zo is er steeds meer twijfel mijn leven in geslopen. Sommige van mijn vrienden noemen dat vooruitgang, maar terwijl ik dit stukje schrijf mis ik mijn sloof en dienblad opeens vreselijk; mijn eindeloze, drukke en onbekommerde geouwehoer.

‘Dubbi non ho,’ zong Daniele op Dimmi cosa succede: twijfel heb ik niet. En ik, zonder te weten waarover het allemaal ging, zong zulke ware woorden hardop mee. Jaren later zou een ander lied van de Napolitaan mijn hart nog breken, op de begrafenis van Gijs:

 

Voglio il sole per asciugarmi

Voglio un’ora per ricordare

Allegria

 

Ik wil dat de zon me droogt

Een uur om terug te denken, wil ik

aan het geluk.

 

In januari van dit jaar overleed Pino Daniele aan een hartstilstand. Naast geëngageerde nummers schreef hij vooral over voorbije of hopeloze liefde. Over de kansloze wens dat alles mag blijven zoals het ooit was.

 

 

* Het citaat uit Alleria (Pino Daniele, 1980) is hier in het Italiaans weergegeven en niet in het Napolitaans. 

________________________________________________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) is redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Van hem verschenen in 2011 de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en in 2013 de roman Het laatste kind

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.