Dromen in de Druif

Nadat ik bijna omver was gekegeld door een toeterende stadsbus, kwam ik toch ongeschonden aan bij De Druif in Amsterdam. Ik keek langs de mensen die voor anker waren gegaan op het terras, en zag door de smalle deuropening hoe Gil lachend achter de bar stond, een biertje tapte en een praatje maakte met twee dames aan de bar. Het zou hoe dan ook een goede avond worden, wist ik al.

Bij binnenkomst werd ik begroet met een luide roep van Gil, die zich meteen een weg naar me baande. Als ik iemand een tijd niet gezien heb, probeer ik dat gemis in een omhelzing te persen, dus drukte ik hem stevig tegen me aan. Na drie gekneusde ribben lieten we elkaar weer los.

In de hoek zat de harde kern van de Helmersgroep al fanatiek aan het bier: Marije, Jess en Luuk, die ik allemaal had leren kennen bij de Vertellers van Helmers, de literaire avond die Jan en Gil organiseren in de hoofdstad. Ze waren allemaal een tijdje geleden afgereisd naar Amersfoort, samen met Jan en Cindy, die nu verstek moesten laten gaan, om met eigen ogen te zien of die stamkroeg waarover ik had geschreven daadwerkelijk zo bijzonder was, en sindsdien bevolken we een gezellig appgroepje.

Ik omhelsde de vroege vogels, die ik niet meer had gezien sinds ons personeelsuitje in Van Zanten, en streek neer naast Jess, op een houten bankje. De Druif stond me meteen enorm aan: de smalte van de kroeg, die niet benauwend was, maar juist omvattend, de oude foto’s aan de muur, de vaten met namen erop, de uiteenlopende leeftijden van de stamgasten. De Druif is zo’n kroeg die je denkt te herkennen, terwijl je er nog nooit geweest bent. Een droom van een thuiskomst, zonder dat je je die droom kunt herinneren. Het was er warm, zo warm zelfs dat ik mijn jasje uitdeed, maar dat deerde niet.

Even later haakte Rosa ook aan, en zaten we in het hoekje van de kroeg, alsof we nooit iets anders hadden gedaan. Het was fijn om Amersfoort even uit te zijn, en nog fijner om bij te praten met Marije, Jess, Luuk en Rosa. We hadden het over vakanties, pornofilms, wonen in Amsterdam, borsten, bierreclames en de borstcrawl. Gil luisterde af en toe mee vanachter de bar, en zag dat het goed was.

Terwijl ik een nieuw fluitje kreeg van Gil, keek ik de groep rond en dacht: dit zijn de mooie mensen. Dit zijn de mensen die je nooit verwacht had, maar die je uit het niets in je schoot geworpen krijgt. Dit zijn de mensen die je hebt gemist, zonder dat je wist dat je ze miste.

Tegen het einde van de avond stonden Jess, Gil en ik even buiten om op adem te komen.

‘Het lijkt alsof je nooit iets anders hebt gedaan, zoals je achter de bar staat,’ zei ik tegen Gil, en hij lachte.

‘Ik heb het ook heel lang gedaan.’

‘Twintig jaar geleden, ja,’ zei ik.

‘Je verleert het nooit. Ik weet zeker dat als jij twintig jaar stopt met drinken, dat je het daarna ook weer doodgewoon kan oppakken. Het is als fietsen,’ grinnikte hij.

Ik besloot niet twintig jaar te wachten, maar bestelde na een paar minuten weer een fluitje. En daarna nog een, en nog, en nog een, tot de een-na-laatste me dwong om me los te weken uit De Druif, gedag te zeggen tegen de Helmersgroep en terug te reizen naar mijn eigen stad.

Foto: die schrijvende barman van de Druif

Foto van Twan Vet
Twan Vet

Twan Vet (1998) schrijft poëzie, proza en liedteksten. Hij blogt wekelijks voor Tirade.

Zijn gedichten verschenen eerder in literaire tijdschriften zoals De Revisor, DW B en Het Liegend Konijn en in kranten zoals NRC en AD.

De komende jaren werkt hij aan een dichtbundel, een non-fictieboek en een roman bij De Bezige Bij.

Foto: Roderique Arisiaman