Een begin #4

 

Zeven dagen zal de regen neerkomen op het dorp. Het land zal tot een spiegel worden en op de muren van de benedendijkse huizen zullen zich manshoge golven van opgetrokken grondwater aftekenen. Het meisje dat in het tuinhuis woont zal beginnen te hoesten in bed en haar moeder, die met het droevige gezicht en de donkere krullen, zal bij haar kruipen om haar warm te houden. De oude man op nummer 8 zal merken dat zijn ogen voor het eerst sinds lange tijd tranen en het vocht met trillende vingers van zijn wangen vegen.

Het stel dat zo lang verbouwd heeft aan het pand op nummer 4 zal naar de stijgende spiegel in hun achtertuin kijken en niet uitspreken wat het inmiddels weet: na het verwijderen van de laatste roestige spijker en het sluitend maken van een voordeur die sinds 1870 niet meer open kon bleef wreed licht – als dat van een bouwlamp – schijnen op een achterstalligheid die dieper ligt dan de houten palen van de fundering, ouder is dan de aankoop van het huis.

De uitbater van de kerk, die bij daglicht lacht om het hardnekkige bijgeloof van de zeven dagen regen, zal niet meer kunnen slapen. Hij zal de radio, de tv en alle lichten in huis aanlaten; in een hoekje van zijn keuken hunkeren naar de armen van zijn al jaren overleden moeder. Met zijn voet zal hij haar stoel laten schommelen, en dromen van haar stem. Het liedje dat ze altijd voor hem zong als een mantra: terug, terug, terug.

De aannemer zal tot aan zijn enkels in het water voor zijn kantoor aan de laagste kant van het dorp staan en zijn hoofd schudden. Zijn vrouw zal hem niet meer binnen roepen. Een trilling zo subtiel dat alleen de dieren die in de grond leven hem gewaar zouden moeten zijn zal zich aan hem kenbaar maken; door de zolen van zijn bouwlaarzen heen zal de aannemer het voelen en merken dat de bel van zijn interne waterpas buiten de middenstrepen neigt. Hij zal hurken en naar zijn weerspiegeling kijken. Zijn gezicht zal in schaduw gehuld zijn, de kegel van zijn sigaret een gloeiend oog.

En ik zal waken over het dorp, dicht bij haar inwoners blijven. Mijn stem zal helder zijn, niet breken tot het laatste woord is uitgesproken. Trouw zal ik verslag doen van die laatste dagen, omdat mijn aard me dat gebiedt. Saevis tranquillus in undis. Rustig te midden van woelende baren.

____________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. Op 23 oktober van dit jaar verscheen zijn nieuwe en sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.