Een café

Omdat ze op maandagmiddag streetdance heeft en we na school een uurtje moeten overbruggen gaan Ada (7) en ik elke week naar een café. We hebben er een aantal geprobeerd – dat was een tijdje ons ding: steeds op nieuwe plekken cola en bitterballen halen. Sinds we bij Café Chris kwamen zijn we daar gebleven.

Chris zit op een hoekje van de Bloemstraat en is zo bruin als een sigaar. Op de oude vloer staan zestien stoelen verdeeld over vijf tafeltjes. Elke maandag kun je wachten op dezelfde gezichten, maar ingedut of stug voelt het er niet.

We werkten ons, zoals dat hoort, van de kleine tafels bij het biljart op naar de bar, waarvan we nu het einde mogen bezetten. Voor de ronde hoek, de krukken naast de opening waar de barman in- en uitgaat, moet je minstens zestig zijn en je eigen hondje meenemen. Ik heb de kruk bij het raam; Aad zit naast me, en knoopt praatjes aan met andere stamgasten.

‘Deze week was kantelweek,’ zegt ze dan tegen een oudere dame die heel volle glazen witte wijn drinkt. ‘Dat was met theater. Mijn tante Manoushka kwam langs om over haar werk te vertellen. Manoushka is eigenlijk mijn vriendin en niet een echte tante.’

Altijd, áltijd, ontstaan er dan gesprekken.

Zo simpel is het, denk ik. Je maakt wat geluiden, toont emotie bij je onderwerp en dan loopt het als vanzelf. Natuurlijk weet ik dat mensen anders reageren op kleine meiden met grote ogen en sproetjes, maar ik geloof echt dat deze vlieger voor alle leeftijden opgaat.

De sleutel is te praten voordat je kunt denken, want bij twijfel wordt het onnatuurlijk. Daar is een hele hoop persoonlijke vaart voor nodig, of een ongevoeligheid voor afwijzing – van dat laatste ga ik bij Ada voorlopig niet uit.

Wat een geluk, om vanaf zo jong te leven met het besef dat iedereen in principe op je zit te wachten. Een besef dat zelfverzekerdheid of vaart verhoogt en de kans op nieuwe positieve reacties versterkt.

Afgelopen maandag mochten we niet betalen voor onze bitterballen. Barman Timon kwam achter de bar vandaan om ons uit te laten. Vlak voor de ingang draaide ik me om, en stond daardoor veel te dicht op hem. Toch stapte hij niet achteruit.

‘Ik wil je echt gewoon betalen,’ zei ik.

‘Nee, man,’ zei hij. ‘Zo is het goed. Ik vind het leuk dat jullie elke week voor Ada’s dansles komen.’

Glimlachend zette ik haar op het zitje op mijn stang. Ada hield haar danstas tussen haar hand en het stuur geklemd. Terwijl we de Rozengracht op draaiden besefte ik hoe gezegend ik was met haar, mijn stad, mijn leven. Met een barman in een klein café die onze namen wist en blij werd simpelweg omdat we kwamen.

Hoewel iedereen natuurlijk naar De Druif moet gaan omdat ik daar zelf werk, kan ik Chris van harte aanbevelen.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.